Nederlands Forum over Oude Radio´s
Onafhankelijk medium voor liefhebbers en verzamelaars van oude radio´s en gerelateerde zaken


 

 

Stereo


Overzicht


Vroeger is ook via de AM-zenders geëxperimenteerd met stereo. Ik heb een stukje uit een of ander oud blad
waar dit onderwerp in staat. Links staat een Philips 470A afgebeeld en staat afgestemd op Hilversum I, rechts een ander toestel uit die tijd en afgestemd op Hilversum II. Middengolf natuurlijk. Ik geloof dat er zo na een hoorspel werd geluisterd.

(scan: Stef van Aalst)

Stef van Aalst

Dat was ergens rond 1960. Voor de aanvang van het concert of wat er dan ook werd uitgezonden werd een test uitgezonden, zodat de luisteraars de twee radio's die nodig waren, optimaal konden afstellen. Al in 1946 heeft op die wijze een stereo-uitzending plaatsgevonden valt in het onderstaande bericht te lezen.

"Radio Nederland" strahlt versuchsweise ein Konzert des "Radio Philharmonisch Orkest" unter der Leitung von Albert van Raalte in Stereo aus. Diese Darbietung wird vom Sender "Hilversum 1" auf 301,5 m und "Hilversum 2" auf 415,5 m gleichzeitig übertragen. Für den Empfang des Stereo-Signals sind dementsprechend zwei Radio-Empfänger erforderlich. Die Stereoaufnahme wird mit Hilfe eines Kunstkopf-Mikrofons erreicht (15 Juni 1946). Bron: http://www.rfb.ch/hinnen/international006.html

De eerste reguliere stereo uitzendingen in Europa kwamen vanaf oktober 1958 via de BBC. De programma's waren eens per week op zaterdagochtend te horen en dit schema is voortgezet tot de Europese stereo FM standaard werd ingevoerd. De BBC maakte voor het linker kanaal gebruik van FM en MG (je kon dus kiezen), het rechter kanaal kwam via het geluidskanaal van de TV.

Ed van der Weele, John Hupse

Later zijn systemen ontwikkeld om over één middengolfzender stereo uit te zenden. De bekendste zijn de systemen Khan en C-Quam. De eerste werkt op basis van het split side-band systeem, de tweede is gebaseerd op kwadratuur modulatie. Ze zijn beide compatible, hoewel het gesplitste zijband systeem problemen gaf bij mono-ontvangers tijdens extreme stereo-uitzendingen. Het laatste, door Motorola ontwikkelde systeem, is officieel in de VS ingevoerd. Het is echter nooit goed van de grond gekomen, door de komst van Stereo-Fm. Veel AM zenders in de VS zenden alleen gesproken woord uit en dan heeft stereo niet zo veel zin. *)

Volgens die anderhalve man en een paardenkop die een AM stereo-ontvanger heeft (in C-Quam) schijnt France Bleu op 864 kHz nog steeds in stereo te zijn. Maar het wordt niet meer zo gepromoot omdat geen hond zo'n ontvanger heeft en ze vrijwel nergens te koop zijn.

Overigens heeft de ITU geen bezwaar tegen stereo in Nederland (en Europa) omdat het geen hinder veroorzaakt bij co-gebruikers van de MF-band. Er schijnen proeven te zijn geweest op 675 kHz toen Radio 10 Gold daar nog op zat. Ik denk echter dat er weinig toekomst is voor stereo AM in Nederland en andere delen van Europa, ook al omdat iedereen zich richt (en soms blind staart) op DRM

Ruud

*) Er wordt, ook nu nog, wel degelijk ook muziek uitgezonden op AM in stereo in de Verenigde Staten. In 2003 was ik in Canada en heb daar 's avonds in de auto zitten luisteren naar stations uit de VS, die o.a. country muziek uitzonden. Dat was prachtig om te horen, ik was meteen verkocht. Soms zat er wat fading op het signaal en dan viel de stereo weg. Enkele sites over AM-stereo zijn: http://ourworld.compuserve.com/homepages/kevtronics/ , http://users.eastlink.ca/~amstereo/ en http://users.eastlink.ca/~amstereo/amstereo.htm .

Herman Content

Veel informatie over AM-stereo kun je op internet vinden door in Google de termen "am stereo exciter" in te voeren. Onder andere deze met een duidelijke uitleg op de site "1920's Radio Network". 

Otto Tuil, Ed van der Weele


Over het begrip stereo bestaan nogal wat misverstanden. Philips was in de 30'er jaren al bezig met het verschijnsel twee-kanaalgeluid, ook wel stereofonie genoemd. Immers men ging er (terecht) vanuit dat de meeste mensen twee werkende oren hebben en het geluid dus ook via deze twee oren kunnen "ontvangen". Uit deze onderzoeken ontstond in de 50'er jaren de Bi-Ampli techniek (Bi=2 Ampli=versterking). In de daarvoor ontworpen toestellen werden gescheiden luidsprekers en versterkers gebruikt. Daar Bi-Ampli een door Philips gepatenteerde naam is (nog steeds overigens *)) moesten de concurrenten uitwijken naar het begrip stereo of stereofonie (stereophonic etc.). In 1959 doet via de grammofoonplaat echte stereoweergave z'n entree. Philips was hiermee de eerste en bracht de H4X92A op de markt, een "compact" Bi-Ampli toestel voor radio-ontvangst, maar tevens een volwaardige versterker voor de weergave van in stereo opgenomen grammofoonplaten. 

FM-stereo ontvangst in Nederland kwam in 1963. Siemens kwam in dezelfde periode op de markt met "Stereogeräte",  met vaak 2xECL86 in de eindtrap. Dit soort toestellen is een combi tussen de 3-D Raumklang (een keer laag en twee keer aan elkaar gekoppelde tweeters) en moesten dus van een extra luidspreker worden voorzien voor het weergeven van daarvoor geschikte Stereo platenspelers. Ook zijn er van dit merk (maar ook van andere Duitse merken) toestellen in de handel gebracht waarbij geen extra speakers behoefden worden aangesloten.  Maar bij het drukken op de knop TA/TB en indien er een stereoapparaat werd aangesloten, werden de lagetonen speakers en de tweeters apart aangestuurd hetgeen natuurlijk niet echt bevorderlijk was voor echte stereobeleving.

Het is misschien leuk om te weten dat Philips in het begin van het stereotijdperk alle concurrenten versloeg met de combinatie van Bi-Ampli voor radio-ontvangst en de schakeling voor het weergeven van stereo grammofoonplaten. Immers bij de H4X92A werden voor beide kanalen dezelfde typen luidsprekers gebruikt hetgeen de geluidskwaliteit alleen maar ten goede kwam. Dit is niet van toepassing voor Bi-Ampli toestellen voor 1958 (B6X62A, B7X73A etc.). Deze toestellen werkten volgens het principe van één box voor de lage tonen (de z.g. akoestische box) en twee projectoren voor de hoge tonen!

Conservator Philipsmuseum Amsterdam

Eén van de leukste vormen van stereoweergave vind ik die van zogenaamde kunsthoofd-opnamen. Zoek maar eens met Google op "binaural". Het "kunsthoofd" (met twee microfoons op de plaats van de oren) is in Europa en Japan ontstaan, en berust simpelweg op het idee dat de mens twee oren heeft. Twee microfoons moeten dus voldoende zijn. Het Japanse merk Stax b.v. heeft veel kunsthoofd grammofoonopnames in de handel gebracht en bereikte hier goede resultaten mee. Ook bij de Nederlandse omroep werd het kunsthoofd gebruikt. Toch lijkt het er sterk op dat de meerkanaals aanpak uiteindelijk heeft gewonnen. Het is echter de vraag of dit nog iets met stereofonie, dus ruimtelijke weergave, te maken heeft of dat het hier meer gaat om het gemakkelijk kunnen manipuleren van geluid om een bepaald effect te kunnen bereiken.

Overigens vind ik de "Bi-Ampli"-schakeling in de H4X92A en soortgelijke radio's (B5/6X04A) nogal gekunsteld en ronduit vervelend klinken bij radioweergave. Je hebt steeds het gevoel dat er wat mis is met je radio. Gelukkig hebben ze dit grapje later achterwege gelaten (B5X23A en latere modellen). Wel weer grappig is de extra "expansie" die aan stereoweergave meegegeven kan worden in de B5X42/44A. Al is dit eigenlijk ook niet echt om (wat langer) aan te horen. Pure marketingtrucjes waar de weergave niet beter van werd naar mijn idee. 

In de begindagen van de stereofonie (jaren '30) gingen de Amerikanen voor de "meerkanaals" opname, waarbij drie of meer microfoons werden gebruikt (soms nog veel meer). Deze werden in een rij opgesteld, gewoon van links naar rechts voor het orkest. De weergave ging eigenlijk net zo; elk kanaal had z'n eigen luidspreker.

Rob Krabbendam

*) Ter correctie: namen kun je niet patenteren. Dat kan alleen met nieuw ontwikkelde techniek. Bovendien loopt een patent na maximaal 20 jaar af. Merknamen kun je wel laten registreren en dan net zo lang in leven houden als je
wilt door de registratie om de 10 jaar te verlengen.

Hans de Bok

(foto: John Hupse)

Ter aanvulling op het bovenstaande: ook Bell is een pionier op dit gebied. Het fameuze Bell Telephone Laboratories (laten we zeggen de Amerikaanse tak van RadioBell) realiseerde al in 1933 een "Stereophonic" weergave van een concert. Het orkest speelde in Philadelphia, de stereo weergave vond tegelijkertijd plaats in Washington. Als medium werd gebruik gemaakt van een aantal telefoonlijnen. Een van de Bell ontwikkelaars die vanaf eind 1931 hieraan werkte was Harvey Fletcher. Dit systeem werd verder uitgewerkt door Bell voor gebruik bij bioscoopfilms, waarbij het stereo geluid optisch werd vastgelegd op de film zelf.

Na de oorlog kwam allereerst stereo geluid beschikbaar op tweespoors taperecorders. Waarschijnlijk is de Magnecord PT6-BN (BN staat voor Binaural) het eerste commercieel verkrijgbare product op dit gebied. Dit toestel is ontwikkeld in 1949 en kwam in 1951 op de markt.

In 1954 verscheen de eerste na-oorlogse stereo grammofoonplaat, deze was van het merk Cook (zie foto). Om de plaatjes af te spelen moest een extra element aan de arm worden bevestigd. Het tegelijkertijd plaatsen van de beide naalden in de twee aanloopgroeven vereist wel enige oefening. In 1954 komen ook de eerste stereo tuners op de markt, deze werken met een AM en een FM kanaal voor links en rechts. De eerste uitvoering van de Philips stereo versterker AG9014 uit 1958 heeft nog een a-symmetrische aansluiting voor het radio signaal: het ene kanaal werd aangesloten op een FM afstemmer, het andere kanaal op een AM radio.

John Hupse

Nog een kleine aanvulling. Er is ook sprake van een ontwikkeling in de taal. Stereo komt van het Griekse stereos en betekent "ruimtelijk". Een stereo weergave is dus in feite een ruimtelijke weergave. Pogingen om dit te realiseren zijn er al langer. Zo heb ik een advertentie van de Telefunken 876WK uit 1938, waarin letterlijk staat: "een muziekapparaat met stereophonische weergave....". 

Ik heb dat toestel en echt, er zit maar één luidspreker in. Men bedoelde daar dus mee te zeggen dat er (voor die tijd) sprake was van "ruimtelijke weergave". Pas later hebben we ontdekt dat deze ruimtelijke weergave het best gerealiseerd kan worden met twee luidsprekers die elk een signaal weergeven dat vanuit een bepaalde positie is opgenomen. In feite dus duale weergave, dat in tegenstelling tot monoweergave. Met die duale weergave bereiken we een stereo (ruimtelijk) effect. Inmiddels is het zo dat, wanneer we het over stereo hebben, we dit meteen associëren met twee kanalen c.q. twee luidsprekers. Maar in feite is stereo dus een vorm van ruimtelijke weergave, die men vroeger ook op andere manieren trachtte te realiseren dan door middel van twee luidsprekers met afzonderlijk opgenomen signalen.

Jan Verdijk


Het lampje is een klein E10 bolletje 6 Volt / 0.3 watt / 50 mA. Een fiets achterlicht lampje doet 't heel goed. Het beste is wel een stukje krimpsok o.i.d. om het bolletje te doen, zodat het lampje alleen nog naar voren schijnt. Anders zie je het "zijwaartse schijnsel" soms via de afstemschaal. Originele lampje is de 7121D van Philips

Peter

De lampjes voor fiets-achterlichten zijn tegenwoordig meestal wat zwaarder uitgevoerd, 100 mA bij 6 Volt wordt hiervoor veel verkocht. Is in het moderne verkeer wel zo veilig, maar niet bruikbaar voor de B7X43A. Als indicatorlampje gebruik ik een gewoon nieuw 6 Volts/50 mA lampje, deze zijn redelijk goed verkrijgbaar en lichten goed op. Het is wel zo dat deze nieuwe lampjes niet altijd goed werken, ik had er laatst twee die ongeveer 150 mA trokken en die deden het dus niet op deze plek. Waarschijnlijk een productiefout.

Het functioneren van het lampje hangt af van de constructie van de decoder. Werkt deze met een open collector om alleen het lampje te laten branden, dan werkt het wel, zit er een serieweerstandje tussen om de spanning te verlagen, dan werkt het weer minder. Sommige schakelingen, maakt het lampje deel uit van een afgestemde kring, waarmee het weer in serie staat. Bij die laatste schakeling is er dus geen stereo als het lampje stuk is of ontbreekt. Het is zeer wel mogelijk dat de huidige lampjes grote spreiding vertonen en dat het euvel daarin zit. Dat heb ik nooit onderzocht. De 7121D deed het altijd. Toen ze "op" waren, heb ik vaak een led-je ingebouwd. Het kan dus heel goed zijn dat er lampjes zijn die uitstekend functioneren. De lampjes die ik als niet werkende vervanger gebruikte waren van ondermeer Splendor. Voor mezelf heb ik altijd maar aangenomen dat het aan de wikkelwijze van de gloeidraad lag. Ik heb dat echter nooit onder een microscoop bekeken. Het draadje zou bijv. dubbel gespiraliseerd kunnen zijn.

Henk Roovers

 

(scan: John Hupse)

De B7X43A heeft een apart printplaatje met drie transistoren voor de aansturing van het stereo lampje, zie hierboven. Digitale techniek anno 1964. De aanloopstroom wordt geleverd door de buffercondensator C302. Elk 6 Volt / 50 mA lampje zal het hierop doen. Philips had op dat moment al genoeg leergeld betaald met schakelingen die meestal net niet in staat bleken de aanloopstroom van het beoogde gloeilampje te leveren. Zodat er zeer speciale lampjes nodig waren met een lage aanloopstroom waarde. In de B7X43A (en soortgelijke toestellen zoals de B7X44A) gooide men er gewoon een extra printplaat tegen aan, en zie, het hielp.

John Hupse

Ter aanvulling nog het volgende betreffende deze schakeling: de decoder werkt volledig onafhankelijk van dit printje. Als het lampje stuk is moet in dit specifieke geval de decoder nog steeds stereo kunnen decoderen. Dit printje krijgt z'n voeding uit de gloeiwikkeling van de trafo, de eigelijke decoder wordt via een dikke weerstand gevoed uit de hoogspanning.

De beschrijving van Henk herken ik wel, het originele Philipslampje van 6V/50 mA werdt ook in de EE-experimenteerdozen toegepast en had een recht gloeidraadje dat op batterijen mooi oplichtte. De (b.v. Splendor) fietslampjes van (toen nog) 6V/50mA hadden een v-vormige gloeidraad en waren een stuk minder helder en inderdaad trager met oplichten.

Enkele weken geleden haalde ik bij een bouwmarkt een pakje met een paar fietsachterlichtjesen thuisgekomen moest ik constateren dat het inderdaad 6v/100mA exemplaren waren, niet geschikt voor het door mij beoogde doel: toepassen in een 70-er jaren Philips tuner/versterker. Daar zaten 4 stuks 6 Volt 44 mA lampjes in die in serie stonden met nog een weerstand over 48(!) Volt gelijkspanning. Over elk lampje stond nog een zenerdiode, zodat als een lampje stukging de overige toch bleven branden. Maar met lampjes die meer stroom trekken werkt dit dus niet zonder het nodige aan te passen. 

Henk van den Broek

Ik heb ooit bij een B5X44A een modificatie uitgevoerd, het stereolampje lichte wel op maar zwak. Het probleem is dat de flip-flop niet volledig omklapt bij een stereosignaal. Onderstaand het schema van de Philips-print met ingetekend de modificatie.


(scan: Ron Kremer)


De diodes zijn 1N4148 en voor zover ik mij herinner hoefde aan de gevoeligheidsinstelling R302 niets veranderd te worden.
De componentjes zijn eenvoudig uit het zicht, aan de achterkant van de print, te monteren.

Ron Kremer


Bestaan er stereo decoders met buizen? 

De Philips FM13 tuner bouwdoos heeft een buizen decoder. De Philips kit FM13. De FM 13 maakte deel uit van de HF-serie bouwpakketten (10, 302, 303, 304, 306, 308, 309), en kan worden aangevuld met een D 13 buizen stereo decoder. Zie ook de site van Maurice Hamm. Hij wordt door muziekliefhebbers beschouwd als een hele mooie tuner. Hieronder een foto van de tuner.

Philips FM13

Het dwarsprintje links is de stereodecoder.

Philips FM13

Onderstaand de folder van de FM13. Wanneer je op internet met een zoekmachine zoekt naar "fm13" vind je nog meer informatie.


Folder Philips FM13

(foto's Maurice Hamm)


Maurice Hamm

De FM13 kon je toendertijd voorzien van een extra buizen stereodecoder. Jammer dat het bovenstaande, in zeer slechte staat verkerende toestel niet beschikt over het bijbehorende neonlampje ter indicatie van een stereo-uitzending. Deze hoort tussen de twee knoppen achter het schaalglas te zitten. Daartoe had Philips een speciaal uitsnij malletje geleverd bij aankoop van de decoder. Dit toestel wat ik zelf in 1965 heb gebouwd en meteen maar met decoder. Het is een zeer gevoelige ontvanger. Met een stukje lintkabel van 1 meter pluk ik meer uit de lucht dan menige moderne FM radio. Ook het concept is zeer degelijk. In de ruim 38 jaar dat dit toestel dagelijks gemiddeld 8 uur aan staat heb ik nog nooit iets hoeven te vervangen. Een aanrader dus voor liefhebbers van FM (ooit heb ik er een FM buitenantenne op aangesloten en kon je zelfs piraten uit het noorden ontvangen, hetgeen me met een reguliere FM ontvanger nog nooit is gelukt) en buizen uiteraard. Het nabouwen van deze decoder is in principe geen optie tenzij je de spoelen kunt namaken c.q. vinden.

Claud

In Europa zijn de stereo decoders met buizen verder nauwelijks van de grond gekomen, de transistor haalde de buisjes al snel in. Maar in de Verenigde Staten is men vele jaren eerder gestart met FM stereo, daar produceerde men wel goed werkende buizen stereo decoders. Een van de betere merken is H.H.Scott, een schema van een complete ontvanger uitgerust met buizendecoder met 2 compactrons type 6AG11 vind je op http://hhscott.com/pdf/370B.pdf. De 6AG11 combinatiebuisjes zijn speciaal ontwikkeld voor stereo decoders.
Op dezelfde site staan ook andere schema's van H.H.Scott met "normale" buisjes.

John Hupse

Hoe staat het met de kwaliteit van de buizen stereo decoders?

Decoder van de Blaupunkt Santiago.

(foto: Roland Huisman)

Er zijn inderdaad goede en minder goede decoders. Hier een decoder van de Blaupunkt Santiago. Dit is zo'n losse decoder met een 10-polige stekker.

Toen ik het toestel probeerde vond ik de decoder niet echt bijzonder werken. Alleen de ECC81 die er op stond was in zeer slechte staat. Ik heb hier een nieuw exemplaar opgezet en wist toen werkelijk niet wat ik hoorde. De kanaalscheiding ligt rond de 30dB en die van tegenwoordige decoders >40dB. Na alle verhalen die de ronde doen wil ik dus ook eens een positief geluid laten horen.

Wat ik er wel bij moet zeggen is dat je die dingen liever niet af wilt regelen door de vele spoelen en dergelijke die er op staan. Verder zijn de stereo uitgevoerde FM13 tuners van Philips ook erg gewild.

Roland Huisman


Ik heb ook de ervaring dat deze decoder het fantastisch kan doen, tenminste als niemand aan de spoelen geprutst heeft. Afregelen van de spoelen is ook overbodig, met de drie potmeters rechts kan de kanaalscheiding en kanaalgelijkheid prima worden afgeregeld. Zorg wel voor een verse ECC81. En, bij de decoder moeten de kontakten van het relais brandschoon zijn.

Henk Kramer

Voor het juist functioneren van de decoder is inderdaad een perfect werkende ECC81 nodig. Een probleem bij dit soort decoders is dat na enige honderden uren speeltijd de versterking van zo'n ECC81 wat is teruggelopen, waarna de werking van de decoder soms gebrekkig wordt. Dit is echter niet bij alle decoders van dit type zo, en geldt ook niet voor alle ECC81's. Een soortgelijk probleem komt voor bij sommige soorten FM tuners met ECC81, ECC85 of EC92. Vooral berucht zijn stereo decoders die slechts zijn uitgerust met een dubbeltriode. In sommige Telefunken radio's is een ECF80 toegepast voor dit doel, gevolgd door een transistor l.f. (voor)versterker. Dat is al veel beter. Modernere radio's met een IC decoder zijn technisch gezien het beste, maar het oog wil natuurlijk ook wat.

De relaiscontacten zijn veel gevoeliger voor vervuiling dan b.v. de kontakten van een radio draaischakelaar. Dat komt omdat ze niet "zelfreinigend" zijn, maar gewoon tegen elkaar worden gedrukt. Je kunt ze reinigen met een niet-vettige contactspray. B.v. van Iso spray contact cleaner. Die is in ieder geval niet zo vies vet als Contact 60. Liever niet met polijstpapier of zoiets schoonmaken. De behandeling moet periodiek worden herhaald, is afhankelijk van de luchtverontreiniging ter plaatse.

John Hupse, Ben van der Kolk


Op de site van Kees van Dijke staat een voorbeeld van een zelf te bouwen stereodecoder. 

Mark Schoenmakers

Hiernaast een schema van een Philips ontwerp van een stereodecoder met buizen. Daar komen de spoelen L1 en L2-L3 in voor. L1 heeft het Phillipsnummer A3.985.32 en L2-L3 heeft nummer A3.985.34. Als ze niet te krijgen zijn, zou het echt niet moeilijk zijn daar zelf wat voor te maken. Als je voor de kring aan het rooster van V1b 19 kHz als resonantie frequentie aanhoudt kun je de benodigde spoel berekenen (de condensator is immers bekend). De kring in het anode circuit moet op 38 kHz resoneren, de buis werkt dan als frequentieverdubbelaar. Ook hier zijn naar ik aanneem de condensator waarden bekend (die staan niet in het schema zelf). Beide kringen in het anodecircuit moeten tezamen een bandfilter op 38 kHz vormen. De inductieve koppeling moet derhalve "kritisch" zijn. Dat laatste is m.i. in deze toepassing niet echt belangrijk dus met een beetje handigheid kom je hier vast wel uit.

Bert Oostergetel, Ron Kremer

(scan: Bas Oostergetel)

 


Terug naar de inhoudsopgave


05-04-2010