Nederlands Forum over Oude Radio´s
Onafhankelijk medium voor liefhebbers en verzamelaars van oude radio´s en gerelateerde zaken


 

 

Gereedschap / Meetapparatuur


Overzicht 

 

 

 


Bij een emissietester (buizentester met goed/fout meter) is het gebruikelijk om de anode met wisselspanning te voeden. Dit werkt goed. Tijdens het negatieve deel van de sinus loopt er geen stroom door de buis. Tijdens het positieve gedeelte werkt de buis normaal. Dat betekent dus dat de buis per periode een halve periode normaal kan werken. Maar tijdens die halve periode verloopt de spanning natuurlijk ook van 0 tot 225V en weer tot 0 en dan een halve periode niets en dan weer een halve periode een positief sinusje. De gemeten effectieve stroom door de buis is dan ongeveer een factor twee lager dan bij gelijkstroom voeding, maar daar is mee rekening gehouden op de schaalverdeling van de meter. Bij een tester voor afstemogen geldt iets dergelijks, alleen zal de lichtopbrengst van de buizen geringer zijn dan bij gelijkstroom voeding. De tester is dus iets te pessimistisch

John Hupse

Ik heb zelf ook zo'n ding in elkaar gezet. Ik had nog zoveel ogen liggen, en mijn buizentester is te simpel. Zelf ben ik uitgegaan van een kleine trafo die ik nog had. Deze trafo heeft de secundaire spanningen 6,3 + 150 + 150 volt. De 6,3 is duidelijk. De eerste 150 richt ik enkelfasig gelijk naar -170 en +170, de tweede alleen naar +170. Dit geeft de spanningen -170 en +340. Vervolgens "stabiliseer" ik deze spanning met een rijtje zeners tot een regelbare -22 en een vaste +250. Voor de afvlakking gebruik ik voor de vorm slechts kleine condensatoren, want brom kun je immers niet zien. Omdat de stromen klein zijn kan alles dus eenvoudig gebeuren. Daarmee heb ik de spanningen die precies overeenkomen met de gegevens uit het boekje van de Muiderkring. Op die manier kan ik alle EM, EFM, en EAM buizen nu testen. 

Otto Tuil


Drevel:

Bij Amroh werd bij de holnietjes een aparte drevel geleverd waarmee deze konden worden vastgezet. Met deze drevel werd, nadat het holnietje in het gaatje was gestoken, de kant waaraan geen ringetje zit uiteen gedreven zodat daar ook een ringetje ontstond. Zie foto.

Rob Hooft

 

 

Drevel voor holnietjes van Amroh.

(foto: Rob Hooft )


In de handleiding van mijn buizen tester staat: "laat de buis minimaal 30 sec voorgloeien
alvorens over te gaan op testen. Is dit wel lang genoeg of is langer beter en hoe lang mag dat dan wel zijn?

30 seconden is voor sommige buizen te kort. Sommige oude Amerikaanse buizen doen er een aantal minuten over, bij na-oorlogse buizen is twee minuten voldoende. Als de uitlezing dan nog niet stabiel is, dan is de buis defect. (Kleinere eindbuizen zoals ECL86 en EL41 die al een zwaar leven achter de rug hebben blijven soms "driften". In een radio gaat het dan b.v. een kwartiertje goed, daarna gaat zo'n buis vaak te veel stroom trekken. Dit kun je bij een emissietest al zien, maar dat kost even tijd.)

John Hupse

Websites over verschillende merken buizentesters zijn er genoeg. Even googelen op "tube tester" of equivalente woorden in andere talen levert genoeg leesstof op voor een aantal avonden. Een historisch overzicht ben ik nog niet tegengekomen.

Op Jogis Röhrenbude staan vele pagina's over buizentesters http://www.jogis-roehrenbude.de/Roe-Pruefer.htm. Een Franstalige website met buizentesters is http://www.tsf-radio.org/pg.php?p=2. Kritische kanttekeningen bij het gebruik van buizentesters en buizenversterkers staan op http://www.tone-lizard.com/Tube_Testers.html

Ed van der Weele


Aangezien je niet meer aan die pertinax plaatjes kunt komen (tenminste niet makkelijk) moet je uitwijken naar iets anders. Zo was ik afgelopen week bij iemand die aan het verhuizen was en lamellen over had, je weet wel die dingen voor voor het raam te hangen. Ik heb deze meegenomen en op maat gemaakt, net als de originele cartomatic kaarten. Hierna in een mal de gaten er in gemaakt en klaar is kees. Het is wel een avondje knippen geblazen maar dan heb je ook iets moois. 

Stephan Smeets

Ik deed dit voorheen door papier te plastificeren en daarna uitknippen en uit stansen. Dan heb je een perfect werkende repro kaart. Bij hobbyzaken hebben ze wel dit soort slagpijpjes, die nodig zijn om de gaatjes te maken. B.v. een setje om holnietjes te bevestigen, met een groot en een klein slagpijpje. De grootste is ongeveer zo groot als het gaatje van een perforator.

Rob Kroon, Mark Schoenmakers

 

(foto: Stephan Smeets)

 


Je zou kunnen gaan zoeken naar de US Navy ZM11/U. Een zeer solide en nauwkeurig apparaat waar je zeer veel mee kunt. Ze kosten tussen de 100 en 200 euro. De ZM11/U is kant en klaar en draagbaar (ca. 30 bij 30 bij 18 cm). Hij heeft één nadeel en dat is dat het een 115V apparaat is. Een verhuistrafo'tje (50VA) of een oude radiovoeding als autotrafo naar de 110 V wikkeling werkt hier goed. Je kunt o.a. C's van 1pF tot 110µF meten, ook onder DC (instelbaar tot 500V). Verlieshoek is ook meetbaar. Verder kun je ook L's (Q), trafoverhoudingen, isolatie R (tot 10.000MOhm) lekstroom in C's en R's meten.

Ron Kremer

Ik gebruik twee apparaten om condensatoren te testen:

Dezelfde isolatietester is overigens ook bij Conrad te koop (alleen op de website), maar dan voor ongeveer het tienvoudige. 

Ed van der Weele

Ik gebruik een condensatortester van Conrad. Deze was een jaar geleden € 45. Het is een simpel metertje die behalve C's ook de waarde van een spoel en weerstanden kan meten. Misschien niet zo heel nauwkeurig, maar voor ons doel zeer bruikbaar. Zeker als je onderdelen vergelijkt. Kijk eens op Conrad.

Hans Klunder

Een schema voor het zelf bouwen van een eenvoudige condensatortester is elders op dit forum te vinden. Hierbij nog het volgende. Het verschil tussen schema 1 t.o.v. schema 2 is alleen de dubbele trafo welke als netscheider werken. Je ziet een diode als gelijkrichter dus na de diode is er gelijkspanning. De gebruikte condensatoren zijn dus elco's. Maar als je 25µF condensators kunt vinden is dat geen enkel punt. Andersom gaat het wel fout. Maar ik stel voor gewoon elco's te nemen. Spanningswaarde wel 220V gelijkgericht is iets van 310V DC. Dus neem waarde 450V, 350V kan ook 25µF / 350V zijn. Deze zijn wat lastig te vinden, neem dan 47µF/450V welke meer gangbaar zijn. De exacte waarde is niet zo belangrijk, je zal eerder 22µf tegenkomen dan 25µf. 
Opgelet: de elco's staan verkeerd om getekend; de plus (het open rechthoekje) moet naar boven staan. Voor de diode kun je een 1n4007 nemen. 

Ben Dijkman, Harry Huysentruyt, Maurice Hamm

Ik was al een hele tijd op zoek naar een meter die de capaciteit van condensatoren kan meten. Ik had al een metertje dat tot 1µF ging, maar elco's en alles boven de 1µF kon ik niet meten. Er bestaan tegenwoordig multimeters die ook capaciteit kunnen meten, maar die beginnen vaak bij de € 50 en kunnen maximaal tot 20µf of 100µF meten.

Ik heb nu een capaciteit meter gevonden voor € 27,- met de volgende specificaties:

200pF-2000pF-20nF-2µF-20µF-200µF-2000µF-20mF, nauwkeurigheid: 0,5% in lagere bereiken tot 4% in de hoogste, werkt op 9 volt batterij (bijgeleverd), de condensatoren kunnen in de klemstroken op het apparaat worden gestoken, of d.m.v. de bijgeleverde meetsnoertjes worden gemeten.

Ik heb hem vandaag binnen gekregen. Zeer snelle levering aangezien ik hem dinsdag had besteld. Het metertje werkt erg prettig. Je kunt de capaciteit perfect meten en wanneer een condensator lek of slecht is klopt de uitgelezen waarde vaak niet met de waarde die hij moet hebben. je ziet dus direct wanneer de condensator slecht is.

Natuurlijk moet je oude elco's (en ook nieuwe) altijd rustig op spanning brengen. De meter is te koop bij: http://www.baco-army-goods.nl/index.html
Onder het knopje meetapparaten.

Jonathan H.

(foto: Jonathan H.)

 
Mooie meter inderdaad. Prijs ook prima te doen! Wat ik mij nog afvroeg: meten via de kabeltjes van deze/een meter kan bij (zeer) kleine waarden al snel een behoorlijke afwijking geven door de capaciteit van de kabeltjes zelf. Hoe is dat bij deze meter opgelost,via een adjustmentknopje of zijn die kabeltjes zo gemaakt dat die geen capaciteit onderling hebben? Zit er ook een meetbalkje onder die de snelheid van het laden/ontladen in beeld brengt?

Ben Dijkman

Er zit een potmetertje op waarmee je de capaciteit van de draden tot 0 kunt terug brengen. In de handleiding staat op welke frequentie hij test. Dit kun je niet op de meter aflezen of veranderen. Wat mij betreft een super handig ding.

Jonathan H.

Hij lijkt sterk op de LCR (spoelen, condensatoren, weerstanden) meter van Voltcraft die ik heb. Voor condensatoren met kleine waarden kun je de klemmen gebruiken die boven de stekkerbussen zitten. De meetsnoeren laat je dan weg. Of . . . . je meet eerst de capaciteit van de losse meetsnoeren en sluit dan de onbekende condensator aan. De twee verschillende waarden trek je van elkaar af en je weet de waarde van de condensator. Daarbij moeten de meetsnoeren wel op exact dezelfde plaats blijven liggen als bij de eerste meting. Met zo'n meter kan je alleen capaciteit (pF, nF, µF) meten. Niet of de condensator lekt.

Ed van der Weele

Boven de aansluitingen voor de kabeltjes zijn twee gleufjes te zien, daarin kan rechtstreeks een component gestoken worden. De kabeltjes zijn dan niet nodig en die capaciteit is dan weg. Je kunt kleine C'tjes ook wel meten met een extra C. Moet je bijv 4,7 pf meten, Sluit dan eerst een c aan van 100pF. De bedrading valt dan waarschijnlijk in het niet. Sluit nu ook de kleine onbekende aan. De toename is de capaciteit van de onbekende C.

Henk Roovers


De meeste sprays bevatten een olie die op de contacten achterblijft. Na verloop van tijd blijft op de vette olielaag stof plakken, waardoor de contacten opnieuw slecht contact maken. 

Er zijn echter uitzonderingen. Een jaar of vijftien geleden heb ik eens een heel klein spuitbusje dure contactspray gekocht, die die nadelige eigenschappen niet had. Het busje van nog geen 10cl kostte toen al rond de vijfentwintig gulden. Ik gebruikte er maar heel weinig van, het was zeer effectief en vanuit mijn gezonde wantrouwen tegen contactspray is het busje nooit opgegaan. Het betrof CRC. Via de website van CRC kun je het adres van de Europese vertegenwoordiging in België vinden. Daar zullen ze wel weten te vertellen waar het in Nederland te koop is. CRC is naar mijn idee een van de betere merken. Hoewel dat mijn bezwaren tegen spray in het algemeen niet wegneemt: er komt te veel van het goedje op plaatsen waar het niet nodig of zelfs ongewenst is. CRC is o.a. te koop bij Display en verkrijgbaar in bussen van 300 ml., prijs € 14,95 (juni 2002).

Richard, Ed van der Weele, Andries van Bronkhorst

Inderdaad laten de meeste contactsprays een vettig residu achter waarin stof blijft kleven. En vet en stof kan kraken tot gevolg hebben. Ook hebben contacten van schakelaars als ze goed geconstrueerd zijn een zelfreinigende werking. Op het moment van bedienen wrijven ze over elkaar en reinigen zo zichzelf. 

Hans Sprenkels

Bij het toepassen van contactspray bij potmeters moet selectief te werk worden gegaan: de loper van de potmeter en de koolbaan moeten vetvrij zijn, maar de as van de potmeter moet wel zijn smering blijven houden.

Ed van der Weele

Als er zoveel bezwaren zijn tegen dat middel, waarom is het dan op de markt? Als het niet zou werken, zou toch niemand het kopen. Overigens gebruik ik ook contactspray om het vuil en oxide op te lossen. Daarna gebruik ik een sproeiwasmiddel om het vuil (en ook de olie) weg te spoelen. Werkt prima, maar inderdaad heb ik geen flauw benul hoelang het blijft werken. Een interessant onderzoeksgebied.

Otto Tuil

De oude rode Kontact 60, dat was natuurlijk tuig van de bovenste plank. Maar het is niet reëel om alle sprays nu over één kam te scheren. Mijn methode bestaat meestal uit het inspuiten van een wattenstaafje, en daar poets je de contacten mee op.  

Sinds Philips zijn beroemde spray niet meer maakt, ben ik uitgeweken naar de Finse fabrikant PRF. De bruine bus type 7-78 is zeer geschikt. Het zou me trouwens niet verbazen als Philips hier zijn spray vandaan haalde, het goedje lijkt er akelig veel op! Mijn ervaringen ermee zijn bemoedigend.

Nico den Haak, Ed van der Weele

Ik gebruikte eerste de combinatie met Philips contact spray (rode opdruk) tezamen met de vetvrije Philips contact spray (lichtblauwe opdruk). Hiermee kon ik per beurt tot 5 jaar lang draaipotmeters en schakelaars kraakvrij houden. Helaas is van Philips niks meer te verkrijgen en gebruik ik nu de combinatie Kontakt 60 en Video spray 90, maar het effect is wat minder.

Overigens is me wel opgevallen dat de Philips contactspray veel dunner en vloeibaarder is. PRF 7-78 is wat dikker en er zit meer olie in. Kontakt 60 verdampt tegenwoordig wat sneller en laat weinig olie achter. De enige vetvrije variant van PRF die in de buurt van Philips komt is PRF 6-68, maar deze is wat agressiever. Voor duurzame contacten, vergulde schakelaars, PC onderdelen gebruik ik tegenwoordig Kontakt Gold 2000, deze is wel vrij kostbaar, maar daarmee heb ik al veel rare fouten uit foto apparatuur en video camera's gehaald.

Kees van Dijke

Het kost een paar centen, maar ik gebruik altijd de door Philips gecertificeerde Brunox spray. Dit middel tast in geen geval het kwetsbare Philite (in amateurkringen ook wel Bakeliet genoemd) aan! Van Brunox is een kontakt-, reinigings- en smeerspray in de handel die € 5,50 kost.

Deze spray heb ik op de diverse toestellen die ik heb intussen uitgeprobeerd met verbluffend resultaat. Wel even met perslucht schoon en droog blazen. Onlangs liep ik ook tegen een slecht werkende variabele condensator aan (veel kraken en krassen). Deze VC heb ik toen ook eens hiermee ingespoten en een minuut of 10 in laten werken. Vervolgens deze condensator een paar keer helemaal in en uit gedraaid en daarna met perslucht de boel weer schoon en droog geblazen. Ook hier bleek het resultaat verbluffend.

Op bepaalde meterbanden (korte golf) waar de radio absolute stilte weergaf, kwamen nu weer zenders uit de speaker. Dit trucje dus ook maar eens op andere radio's uitgeprobeerd en met hetzelfde resultaat.

Claud, Paul Brouwer

Ik gebruik Brunox al jaren in mijn tweewieler bedrijf, maar het geeft inderdaad ook prima resultaten in de elektronica, voor al bij vuile p-voetjes. Gebruik wel altijd het bij geleverde rietje, je bereikt dan altijd de plaats die je hebben moet. Het product laat geen resten achter en oxideert niet. Het maakt schoon en smeert.

Jack Twigt

Meer informatie over Brunox kun je vinden op de Zwitserse site van dit bedrijf. Volgens de safety-datasheets is het bijna gelijk aan WD40. Brunox wordt veelvuldig toegepast om oude auto's te restaureren. Het is dus te koop bij de betere auto shops.

Wil Pfeifer, Edwin Outermans, Anton Tan

Ik hanteer WD-40, maar heel voorzichtig, vooral bij de gele gevulkaniseerde Philipsdraden. Echter ik heb er niet veel vertrouwen in dat het een bijzonder goede reiniger of  smeermiddel is voor oude radio's. Mijn keus licht bij een contactspray zoals Kontakt 60 (heel voorzichtig en spaarzaam gebruiken) plus dan doelgerichte smering van alle lagers, enz. Daarvoor gebruik ik niets anders dan een synthetische fietsolie : voldoende viscositeit doch zeer indringend, verdampt niet, en word niet dik of smurrig op den duur. Maar weer eens : deze olie ook weg houden van vooral rubber.

Peter de Kock

Wees inderdaad een beetje voorzichtig met die Kontakt 60. Inderdaad lost het vuil er goed mee op, maar dit spul tast kunststoffen aan. Je had twee soorten. Die oude donkerrode was echt troep, na een aantal jaren loste het gewoon kunststof op. Na enige tijd werden de kontakten ook groen, alles wat ermee in aanraking kwam ging naar de verdoemenis. Al het kunststof brokkelde en brak af.

De nieuwere uitvoering is wat lichter van kleur, maar gezien de ervaringen uit het verleden durf ik het spul K60 niet meer te gebruiken. PRF 7-78 is veel milder, en een stuk veiliger voor kunststoffen. Het is een bruine bus, speciaal voor gevoelige kontakten. Tunerspray 600 is wel ongevaarlijk, en kun je bijna overal voor gebruiken. Wel lost het vet op, dus lagertjes moeten ontzien of opnieuw gesmeerd worden.

Tuner 600 is minder geschikt voor het reinigen van kontakten, daar is het eigenlijk ook niet voor bedoeld. Kwaad kan het echter niet, en ze worden er allicht schoner van. Voor het reinigen van grote open afstemcondensatoren is het weer wel heel goed, vergeet dan niet de lagerpunten opnieuw te smeren.

Nico den Haak

Roland Tetteroo van "Petromark Automotive Chemicals" reageerde desgevraagd als volgt:

Het lijkt ons niet waarschijnlijk dat bakeliet bros wordt door toedoen van oplosmiddelen in de PM Electronic Cleaner. Bakeliet is een vrij inert polymeer. Het breken van bakeliet kan alleen door toedoen van mechanische belasting en door veroudering. In de literatuur kan ik niets vinden over chemische stoffen welke bakeliet bros maken. De formulatie van PM Electronic Cleaner bevat naar mijn weten deze grondstoffen niet. 

Jan Verdijk


Een (grid) dipmeter gebruik je om de resonantiefrequentie van kringen te bepalen, zonder dat de kring in gebruik is. Er zit een oscillator in met een spoel die inductief met de kring gekoppeld is. Verder een metertje waarop je afleest hoeveel energie er in de kring op en neer springt. Varieer je nu de frequentie van de oscillator, dan zie je de meter terugslaan op de frequentie waar de onbekende kring energie onttrekt uit je oscillatorkring.

Het metertje zat vroeger op het rooster van de oscillatiebuis, vandaar de naam grid dip meter. Een soortgelijke meter met transistors heet eigenlijk gewoon een dipmeter. 

Dipmeter

(foto: John Hupse)

 

 

Gerard Tel

Hier een link met schema's e.d. om zelf een griddipper te bouwen. Een link naar de index http://www.noding.com/la8ak/index1.htm

J. van Schaik (PA1JVS)

Ik heb een paar fotootjes van mijn dippertje gemaakt. Alles is vrij compact gebouwd, houdt vooral de aansluiting van spoel naar varco zo kort mogelijk. Mijn dipper is bruikbaar van 3 Mhz tot ongeveer 300 Mhz. Ik gebruik een externe voeding van 6,3V en 108V (met OB2 stabilisator buisje).

 

 

(foto's: Mans Veldman)

De varco komt uit een oude radio en heeft een standaard ingebouwde vertraging waarmee er anderhalve omwenteling (540 graden) nodig is om van min. naar max. te gaan. Dit maakt het maken van een eenvoudige schaal wat lastiger omdat er een overlap is van een halve schaal. Ik was eerst wel van plan nog een schaalverdeling te maken maar doe het nu anders; ik heb een spoeltje van twee winding aan een stukje coax dat ik aansluit op een frequentieteller. Ik koppel eerst sterk (dipper spoel dichtbij) met de te meten kring, als ik een dip heb maak ik de koppeling minder sterk (dipper spoel verder weg) en regel eventueel bij tot weer er weer een dip is. Daarna koppel ik de dipper met het spoeltje aan de frequentieteller en lees de frequentie af. Deze manier van werken bevalt mij zo goed dat ik een schaaltje niet meer mis. De varco was een 300 + 380 pF exemplaar. Door het voorzichtig verwijderen van stator en rotor platen heb ik de capaciteit van beide secties verlaagd en gelijkgetrokken. Het bereik bedraagt nu 10 t/m 150pF.

Mans Veldman

Hier ook een schema en instructies voor de bouw van een dipper: http://home.hetnet.nl/~ba8tian/dipper.htm

Maurice Hamm


Leuk om te laten zien dat er in radioland wel eens wat anders nodig is als de soldeerbout of lakkwast om het een en ander in oude staat te herstellen. Ik ondervind te laatste tijd veel dat een draaibank onmisbaar is bij het vervaardigen van ontbrekende onderdelen en nou heb ik er gelukkig een tot mijn beschikking, het betreft dan veelal sierdoppen en ringen van knoppen maar pas ook die ringetjes en busjes van die Philips 401UB en ik kan zo nog wel doorgaan. Van iemand net weer een spelende Grundig Drucktastenboy gekregen, het is de Transistor-boy TE ook met vier D-buisjes dus een hybride toestel, hij heeft 2 OC72 transistoren in balansschakeling met nog weer een extra eindtrafo er achter aan geplakt. Van die gekregen radio ontbrak de messing ring aan de grote ronde afstemknop.

 

Grundig Drücktastenboy

Even de binnenkant, o.a. 4 buisjes, 2 transistoren 3 trafo's.

Grundig Drücktastenboy

Hierboven zit de gemaakte ring al aan de grote ronde knop.

Gelukkig had ik een voorbeeld van een dergelijke radio uit mijn collectie die geen torren heeft (niet afgebeeld).

(foto's: Hans van Kampen)


Een geschikte plak messing op een stomp eveneens van messing gesoldeerd voor de opname in de kop en de ring er uit gedraaid. Hier is hij gereed en moet alleen nog worden (zoals de draaiers dat noemen) worden afgestoken.

Hans van Kampen


Van een oud stopcontact kun je nog een handig hulpje maken. Ik vond de normale krokodilklemmen of "hirschmann kleps" nooit zo handig als massaklem bij het meten aan (in) metalen chassis. Meestal schiet de massaklem net los als je met veel moeite de meetpen op de te meten soldering hebt gekregen. Daarom dit hulpmiddel, gemaakt van een van de contacten van een oud stopcontact.
Werkt prima, blijft goed zitten...

[image]

[image]

(afbeeldingen: Peter Lameijn)

Peter Lameijn


Een megger (MegaOhm meter) is een isolatietester. Met een hoge spanning in serie met een microampèremeter kan de isolatie worden gemeten. De traditionele meggers hadden een handgenerator (dynamo met slinger), de moderne een transistoromvormer die van een lage batterijspanning een hoge spanning maakt. De megger kun je ook gebruiken elco's op lek te testen. Of dit de geëigende methode is vind ik minder belangrijk. Ik krijg voldoende informatie om een oordeel over de elco te kunnen vellen. 

In principe is een megger zelf te maken. Het is alleen de vraag of je er de moeite voor wilt doen. Het begin is een hoogspanningsgenerator, liefst in stappen instelbaar tussen - pak 'm beet - 50 en 1.000 Volt gelijkspanning. Dan een geijkte ohmmeter, die rekening houdt met de aangelegde spanning.

Ed van der Weele



Bij het werken aan een radiochassis is het handig te beschikken over een motagewerkbank, zoals hieronder afgebeeld. Het chassis kan niet omvallen, van de tafel vallen, en je kunt letterlijk er van alle kanten bij. Ook spaar je je rug. Materiaalkosten waren rond de 25 euro. 

(foto: Jan Kootstra)

Voor degenen die hem zelf willen maken, hieronder de afmetingen:

Ik ben er wel achtergekomen dat je de bank niet te klein moet maken. Naar mijn mening is de originele Philipswerkbank te klein.... De lengte die ik aangehouden heb is 60 cm. Niet langer want dan wordt hij instabiel, hij begint dan te wiebelen. Met deze lengte kan er een gemiddeld groot chassis in en kun je er met de soldeerbout ook van de zijkanten zonder halsbreken bij.

Ook heb ik het draai-en-vastzetwiel groter dan op de foto laten uitvallen. De kracht wordt blijkbaar beter verdeeld. Omdat er nogal wat gewicht en massa op kan komen te staan, met een zwaar chassis, moet het draaiwiel aardig sterk zijn. Eerst had ik ook zo een klein wiel als op de foto maar deze brak vrijvlot doormidden.

Meer foto's zijn te zien op de site van Jan Kootstra.

Jan Kootstra


Ik gebruik bovenstaande beugel nu nog maar net en ik ben er zeer tevreden mee. Daarom dacht ik dat anderen er misschien ook wat aan zouden hebben. Misschien is het een open deur voor je, maar voor mij was het een uitkomst. En het is eigenlijk ook best wel simpel. Een soort 'Ei van Columbus'. Maar je moet er maar opkomen. De truc is om vier hoekijzers te nemen, in mijn geval vier boekenplanksteunen van de Gamma. Maatje 200 x 300 mm. De diagonale tussenverbinding verwijder je, want die kan in de weg zitten.
Per tweetal verbind je de hoekijzers aan de korte kant met elkaar. Je kunt daar het beste slotbouten van 6 mm bij 20 mm voor gebruiken. En je zet ze vast met een borgring en een vleugelmoer, dat is handig om het ook weer uit elkaar te halen.

In de lange kant moet je gaten boren voor de bouten die het chassis gaan vasthouden. Het is stevig metaal dus je moet goede boren gebruiken, anders kom je er niet zo makkelijk doorheen (is mijn ervaring). Bij een ander chassis moet je weer een paar nieuwe gaten boren, het is niet universeel. Maar als je aan de ene zijde per beugel een sleuf freest dan kan het bij meerdere chassis worden gebruikt.

(foto's: Piet Blaas)

Het handige is dat je het geheel steeds weer in een andere stand kunt zetten. Precies in die stand die het handigste is op dat moment.
De bouten die het chassis zelf vastzetten (je kunt daar een apart stel bouten voor gebruiken, of de originele die bij de radio zelf zaten) verbinden het chassis met de beugel en daardoor is het chassis dus elektrisch verbonden met de beugel. Oppassen dus bij U-toestellen. Maar ook in andere gevallen. Als je provisorisch bezig bent met houtje-touwtje verbindingen moet je uitkijken dat er geen sluiting via de beugel kan ontstaan.

Piet Blaas

Dit principe werd in de NSF-fabriek ook al gebruikt. 

Paul Brouwer

Onderstaand nog een ontwerp. Het is niet zo ingewikkeld. De beugels zijn twee vierkanten van aluminiumprofiel, met versterkingen in de hoeken om ze lekker stabiel te maken. Je kunt het chassis ondersteboven, op z'n achterkant etc neerzetten om te werken en te meten.

De opstelling op de foto is wel wat bijzonder. Dit chassis is "zwevend" in de beugels.

Op de foto zie je het chassis van een Philips 470U. Dit heeft Philips niet op de bodem van de kast maar op de luidsprekerplank bevestigd. Als je het chassis zo op je werktafel zet, staat het op een paar onderdelen die uitsteken aan de onderkant. Met risico op beschadiging.

(scan: Paul Brouwer)

(foto: Onno Massar)

De bevestigingspunten van het chassis die normaal aan de luidsprekerplank zitten, heb ik aan de twee beugels vastgemaakt. Omdat de bevestigingspunten niet in een rechthoek staan, had ik een extra strip nodig. De volumepotmeter is met een schroefje vastgezet en zo heb je een lekker stabiel geheel.

Onno Massar

Zelf heb ik ook een frame gemaakt. Er past met gemak een Philips 990X chassis in en draait gemakkelijk rond. Ik heb er diverse strips bij gemaakt met verschillende steekmaten, zodat elk chassis er wel in past. De scharnierpunten heb ik gelagerd met teflon ringen en het geheel kan geborgd worden met een borgpennetje (borgpennetje mist op foto). 


 

Ik heb alle onderdelen uit RVS gemaakt en daarna gestraald om een mooie afwerking te verkrijgen. Koste me twee dagen werk en € 2 aan materiaal. Zie foto hieronder.

(foto: Chiel)

Chiel

(foto: Laurens)

Een klein montagebankje voor lichte toestellen. Ik kwam op dit idee omdat ik niet makkelijk bij de onderkant van mijn DKE38 kwam, en dus iets nodig had om hem in te hangen. Je kunt dit maken voor elk formaat radio, maar dan heb je meer pootjes nodig.
Benodigdheden: een plaat piepschuim, een stukje verwarmingsdraad uit een haardroger o.i.d., een dikke weerstand (10 ohm veel vermogen) en 4 schroeven voor de pootjes. Snijd een plaat uit de piepschuim die groter is dan het chassis. Teken dan op de plaat af hoe groot het chassis van de radio is. Neem dat ietsje kleiner, zodat het chassis erop kan steunen. Prik een gat in het piepschuim zodat je de verwarmingsdraad er doorheen kan halen. Wikkel de uiteinden op twee spijkertjes en klem daar, in serie met de dikke weerstand, de 12V "veel" ampère spanningsbron op. Hiermee snijd je het gat voor het chassis uit. Van het overschot aan piepschuim dat je net hebt uitgesneden, snijd je pootjes. Lang genoeg zodat het grootste onderdeel van het chassis niet op de werkbank komt te staan. Schroef die met vier scherpe schroeven op een strategisch gekozen plaats vast zodat het bankje zo stevig mogelijk is. Meer pootjes is meer stevigheid. Dan ben je zo'n beetje klaar. Dit is het resultaat. Het is zo stevig genoeg voor het zeer lichte chassis van een DKE, maar als je metalen chassis erin wil hangen moet je meer pootjes en dikker piepschuim gebruiken.

Laurens


Mijn belangrijkste meter is een digitale multimeter die ik een paar jaar geleden voor 100 gulden heb gekocht; vermoedelijk zal zo'n ding nu een euro of vijftig kosten. Het is een Velleman meter. Je kunt er gelijk- en wisselstroom- en spanning mee meten, en weerstand tot 200 MOhm. Dat zijn volgens mij de belangrijkste functies (stroom nog niet eens, zie verder) waarmee je vrijwel alle radio's weer aan de praat krijgt.

Analoog of digitaal? Ik ben het er mee eens dat afregelen gemakkelijker gaat met een wijzer omdat je het maximum of minimum er soepeler mee vindt. Echter de volgende twee argumenten pleiten sterk voor digitaal:

Ik meet stroom vrijwel altijd indirect, d.w.z. door de spanning over een bekende weerstand te meten. Bijvoorbeeld kathodestroom van een eindbuis: meet de weerstand tussen kathode en aarde (met de radio uit uiteraard, deze is bv 250 Ohm) en meet dan de spanning op de katode in bedrijf. Die is bv 8V, dan is de stroom 8V/250 Ohm = 32 mA. Met deze Velleman kun je nog allerlei andere leuke dingen meten waar je verder weinig aan hebt, bijvoorbeeld frequentie tot 20kHz en temperatuur (toch wel leuk om te kijken of je trafo niet te heet loopt). Je kunt er ook condensators mee meten. Dit heb je echter voor fout zoeken in een radio niet vaak nodig, omdat fouten door oude condensatoren niet komen van capaciteitsafwijking maar van lek of kortsluiting.

Naar mijn mening kun je dus, als het je om een handig en snel meetinstrument te doen is, het best een digitaal apparaat kopen maar let wel op de ingangsweerstand, die moet 10M of meer zijn en niet 1M of 2M zoals bij de tientjesdingen van de supermarkt. Naar mijn mening is zo'n veelzijdig meetapparaat als ik heb die € 50 waard. Eventueel voor afregelen een analoog ding als tweede.

Nog een tip over de snoeren. Meters worden meestal geleverd met een rood en een zwart snoer met daaraan een prikker, die ik altijd prikpen noem. Waardeloos voor radiowerk! Je moet namelijk tijdens de meting de pen op z'n plek houden en daarmee heb je je handen bezet. Vervang die prikpen dus door een banaanstekker. Die kun je in de aardbus van een radio doen, of je kunt er een meetklem (krokodillenbek) op schuiven waarmee je de draad aan een contact kunt vastmaken.

Ik heb een setje prikpennen voor meten op moeilijke plekjes, maar let op: die laatste twee centimeter die ongeïsoleerd zijn, zijn natuurlijk levensgevaarlijk als je tussen andere componenten door moet om bij een hoogspanningsdraad te komen. Dus isoleerband eromheen zodat alleen de laatste millimeter blank is.

Gerard Tel

Het beste kun je zo simpel mogelijk beginnen. De meter moet wel de basisfuncties hebben, maar een digitaal display, transistor tester, scoopfunctie, tiptoetsbediening en weet ik veel wat ze nog meer voor gimmicks erop hebben zitten tegenwoordig, heb je in het begin niet nodig. Hetzelfde geldt eigenlijk ook voor een scoop, zelf heb ik er twee waarvan een voor de nostalgie (met een stuk of 20 buizen erin). Ik gebruik de nieuwere niet vaak, meestal kun je met de multimeter al een heel eind komen. Waar je wel op moet letten zijn de meetsnoeren; zit hier gewoon een pinnetje aan of zit er ook een grijper bij? Zo'n grijper kan erg handig zijn als je een handje te kort komt.

Wouter Nieuwlaat

Inderdaad is een eenvoudige maar degelijke multimeter de beste optie. Je moet je indenken dat zo'n 40 jaar geleden de multimeters ook alleen maar de basisfuncties volt, ohm en ampères hadden. Wel raad ik aan een multimeter te kopen met analoge aflezing, een echte wijzer dus. Als er een capaciteits-meetfunctie/ condensatorchecker op zit is het helemaal o.k..

Marco

Voor multimeters gaat mijn voorkeur uit naar een eenvoudige meter, zonder al te veel toeters en bellen, die je maar zelden gebruikt. Voor bijzondere metingen is een daarvoor speciaal ontworpen meetinstrument vaak veel beter geschikt.
Een multi- of universeelmeter moet wissel- en gelijkspanning, gelijkstroom (wisselstroom is meegenomen als het erop zit) en weerstand kunnen meten. Met een in- of externe wisselspanningbron kunnen ze vaak ook nog capaciteit en zelfinductie meten.
Omdat buizenschakelingen meestal hoogohmig zijn is een hoge inwendige weerstand bij spanningsmeting belangrijk om de te meten schakeling niet te zwaar te belasten. Dit wordt aangegeven met **kOhm/Volt; hoe hoger deze waarde hoe beter. Ik zou kiezen voor minimaal 20 kOhm/Volt.
Digitale of analoge uitlezing? Digitale uitlezing is makkelijk en nauwkeurig, de cijfertjes geven direct de informatie weer die je wilt weten. Maar als je iets gaat afregelen en je moet een maximum of minimum instellen is een digitale meter vaak te traag. Je bent het afstempunt al voorbij voordat de meter dat aangeeft. Daarom gebruik ik in zo'n geval het liefst een analoge meter met een wijzer. Er zijn ook digitale meters waarbij men heeft getracht het nadeel van de trage weergave op te vangen door een streepjesbalk weer te geven, maar ook die balk is veel trager dan een wijzertje.
Om de gevoeligheid en de inwendige weerstand van de spanningsmeter op te voeren zijn er meters met een ingebouwde "versterker": de FET-voltmeter. Deze meters hebben een ingangsweerstand van enkele MegaOhms. Nóg beter om in hoogohmige schakelingen te meten. 

Een aantal goede meetklemmen is ook belangrijk. Naast een aantal krokodillenbekjes, al dan niet geïsoleerd, zijn de Hirschmann KLEPS-30 (de lange klemmen op de foto) erg handig. Voor het fijne werk gebruik ik het 2 mm systeem van Hirschmann: de kleine lange klemmen, krokodillenbekjes en prikpennen.

Ed van der Weele

Voor de beginner lijkt mij een meter die een elektronische ingang heeft beter. Een meter met b.v. 20KOhm per volt werkt uitstekend, maar sluit je per abuis een laag spanningsbereik aan op een (veel) te hoge spanning, dan is het zeker bij de wat goedkopere meters exit. Het advies om met een hoge instelling te beginnen en dan terug te draaien wordt wel eens vergeten. Bovendien vinden niet alle meters het goed om omgeschakeld te worden tijdens meten. Een elektronische meter heeft hiervan geen last. De ingangsweerstand is onafhankelijk van het meetbereik en bedraagt doorgaans 10MOhm. Het maakt niet uit of het dan een digitale of analoge meter betreft. Het voordeel van een dergelijke meter is bovendien een kleinere meetfout, vooral indien kleine spanningen in hoogohmige circuits gemeten moeten worden.

Henk Roovers


Zie onderstaande tekst uit een vooroorlogs boekje:



(scan: Hugo Sneyers)

Hugo Sneyers


Als voorbeeld de documentatie van de Philips BX510A, bladzijde 12.



Nemen we even R42. Die staat als eerste in de vierde rij, bij x10 tot de 2e macht. Wil je deze weerstand gaan meten dan plaats je de vijfpolige stekker in het meetbereik van Ohm bij x10 tot de 2e macht (zie foto).





Je kunt nu direct op de meter de waarde aflezen. Die zou in de buurt van de 110 moeten zitten. Maar die waarde moet je natuurlijk wel nog even met 100 (10 tot de 2e macht) vermenigvuldigen. Dan kom je uit op 11.000 Ohm. 
Ze hebben het in de schema's de monteurs makkelijk willen maken door de directe meetwaarden zoals je die op de meter afleest te vermelden.





En ze hebben geprobeerd de schaalverdeling zo makkelijk mogelijk afleesbaar te maken. Dus slechts vier meetbereiken. Bij Ampéres of Volts lees je of de 500 schaal of de 200 schaal af, afhankelijk natuurlijk waar je vijfpolige stekker in hebt geplaatst. Staat die in 50 Volt ~, dan moet je meetwaarden door 10 delen en aflezen op de 500 schaal.



(foto's: Piet Blaas)



Bij de stromen en spanningen moet je zelf ervoor zorgen dat de vijfpolige stekker in het goede meetbereik staat. Voor de ECH42 bij de hexode als je Va wilt meten in het 500 Volt bereik (gelijkspanning) en bij de triode in het 200 Volt bereik. Deze waarden zullen bij een moderne multimeter (of bij een buisvoltmeter) wat hoger uitkomen.

De inwendige weerstand van dergelijke meetapparatuur ligt immers veel hoger. 

Piet Blaas



Sander Leunissen, J. van Schaik, Toine Segers, Ed van der Weele, Maurice Hamm, Kees van Dijke, Anton Tan, Siemon Spijk, Wolfgang Holtmann, Jan de Wit, Thijs Bouma


AVO meetbrug
(foto: Piet Blaas)


Het apparaat beschikt zelfs over de mogelijkheid om te testen of condensatoren lek zijn (met testspanningen van 25 tot 450V). Toch is er een knopje waarvan ik de werking niet kan doorgronden. Het gaat om het knopje linksboven, met "% P.F." erbij.

Je krijgt de brug niet helemaal in balans als de te meten condensator of spoel niet "ideaal" is, dat wil zeggen als de condensator of de spoel eigenlijk niet alleen een condensator of een spoel is maar ook nog wat Ohmse weerstand heeft. Daarom heeft men dit % PF knopje bedacht, hiermee wordt in serie met de ingebouwde meetcondensator waarmee de onbekende condensator of spoel wordt vergeleken eveneens wat Ohmse weerstand aangebracht. Je brengt de brug dus eerst op de normale wijze in balans, vervolgens probeer je de balans nog wat te verbeteren met het % PF knopje. Zo nodig herhaal je dit.

Vervolgens kun je niet alleen de capaciteit aflezen, maar krijg je via het % PF schaaltje ook nog inzicht in de Ohmse weerstand van de condensator of spoel. Hoe groter de "power factor" hoe groter de Ohmse weerstand. Deze weerstand wordt niet in ohm afgelezen, maar in verhouding tot de impedantie van de condensator of spoel, vandaar de % aanduiding. Hoe hoger het percentage hoe slechter de condensator. Mica, plastic, papier en de meeste keramische condensatoren zijn verliesvrij, als het goed is. De % knop staat dan vrijwel op nul, maximaal op een paar procent. Aluminium elco's hebben veel meer verlies, denk aan 5 tot 30 %. Spoelen en transformatoren kunnen zeer veel tot zeer weinig verlies hebben, is afhankelijk van de constructie.

Gewoon in de praktijk even uitproberen met wat nieuwe condensatoren, dan zie je snel het verschil tussen elco's en andere soorten condensatoren.

Echte h.f. metingen kun je niet doen met 50 Hz, de meer subtiele verschillen tussen gewone condensatoren en speciale h.f. condensatoren zijn met deze brug niet goed meetbaar.

Bij spoelen kun je op deze manier ook achter de kwaliteit komen (Q=kwaliteitsfactor) door op de aangegeven wijze een berekening te maken. Dit is wel kwaliteitsfactor bij 50 Hz, dus voor h.f./ radio toepassingen van niet zoveel waarde.

John Hupse


Schema's van Philips meetapparatuur, zoals de GM2883, de GM6005 e.d. kun je hier http://bama.edebris.com/manuals/philips vinden.

Matthias Meijer


Een scoop is niet onmisbaar, maar wel heel erg handig om fouten op te sporen. Een paar voorbeelden waarvoor ik de scoop bij een radio gebruik:

Met andere meetinstrumenten kun je ook een radio reanimeren, maar als je eenmaal een scoop hebt zul je zien dat je hem regelmatig zult gebruiken. Je zult je wel moeten verdiepen in de mogelijke toepassingen van een scoop, want als als je niet weet wat voor plaatje je kunt verwachten zijn die groene kriebeltjes op dat schermpje totaal nietszeggend. Ik zou hem in elk geval niet willen missen.

(foto: Ed van der Weele)

De PM3200 heb ik vroeger voor mijn werk heel veel gebruikt. Een leuke scoop zonder al teveel toeters en bellen. En lekker licht van gewicht. Het frequentiebereik gaat tot 10 MHz, tijdbasis max 0,1 uSec/div. Maximale ingangsspanning 400 Volt. Meetprobes moet je erbij hebben om nauwkeurig te kunnen meten. Ik gebruik het meest de 1:10 probe. Als je een nieuwe probe moet kopen moet je rekenen op minimaal 2 à 3 tientjes. Om prijzen te vergelijken kun je eens kijken op Marktplaats.nl wat daar wordt gevraagd voor scopes. Let bij aankoop wel op de kwaliteit van de buis: geeft hij nog voldoende licht en is het beeld scherp.

Ed van der Weele

Ik kan het bovenstaande alleen maar beamen. Met een scoop meet je signalen (of afwezigheid hiervan), spanningen, frequenties (bij benadering) en vervorming in een keer. Dat zie ik met een (digitale) voltmeter alleen niet zitten. Vroeger had ik enkel een analoge scoop, maar nou ook een digitale. Afhankelijk van wat ik wil meten gebruik ik de ene of de andere. Ook bij het fout zoeken in digitale schakelingen is een scoop onmisbaar.

Patrick Meersman

Ik zou buiten de eerder genoemde opmerkingen nog het volgende uit eigen ervaring willen toevoegen: als je een scoop aanschaft, probeer dan het ding een eigen vaste plek te geven bij de hobbytafel. Ik heb namelijk jaren een scoop in huis gehad die ergens op een hoge plank stond opgeborgen. Als ik de scoop even snel voor een meting had willen gebruiken kwam het er niet van, gewoon teveel werk: scoop van de plank pakken, een plek zoeken om deze op te stellen, probe zoeken en aansluiten.... Sinds een jaar of twee heb ik de scoop op een vaste plank staan, hoef 'm enkel maar aan te zetten en de probe ligt er bovenop en het geheel is direct gebruiksklaar. Voor een vaste opstelling is het misschien wel gewenst dat de afmetingen niet al te groot zijn, een buizenscoop is meestal een behoorlijk "diep" apparaat.

De laatste keer gebruikte ik mijn scoop om even snel een indruk te krijgen van de conditie van een elco die een kathodeweerstand ontkoppelt. Gelijk vervangen kan natuurlijk ook, maar het bleek niet nodig te zijn.

Henk van den Broek

Voor radio's gebruik ik de scoop vrij weinig, hooguit om het versterkervermogen en frequentiebereik te bepalen. Voor TV's, videorecorders en grotere versterkers, in combinatie met dummyloads is de scoop onmisbaar. Vaak gebruik ik van de oscilloscoop de componententester. Voor het overige deel, ofwel 95% van de gevallen kan ik ook goed uit met een of meerdere digitale multimeters.

Kees van Dijke

Een scoop is een meetinstrument dat grote waarde kan vertegenwoordigen, vooral als je weet hoe je ermee om moet gaan. Dan staat op de documentatie's de beelden weergeven die de scoop op bepaalde meetpunten moet aangeven. Dit vind je meestal terug in de tijd dat de televisie in opkomst kwam. Persoonlijk heb ik in de oude documentatie van voor-oorlogse radio's nooit deze voorbeelden van wat een scoop zou moeten weergeven kunnen terug vinden. Dus vind ik het een meetinstrument voor apparatuur van na de 50-er jaren en niet daarvoor. Persoonlijk heb ik een scoop maar gebruik hem zelden of nooit. Digitale meters van heden ten dage, zoals Fluke 87 kunnen er ook wat van.

Philip van Apeldoorn

Voor TV reparaties is een scoop onmisbaar, bij radio's gebruik ik hem haast nooit. 

Wouter Nieuwlaat

Enkele sites waar informatie te vinden is over het gebruik van een scoop zijn te vinden bij Fontys, Radio Club Leuven en The Electronics Club.

Maurice Hamm

Ik heb het dan over b.v. een gelijkspanning van 300V om te kijken of er nog rimpel op zit. Ik veronderstel dat toch niet elke scoop hier tegen kan... Ik heb thuis twee analoge scopen met buizen, maar ik weet niet hoe groot het ingangssignaal mag zijn.

Je hebt hier meetprobes voor. In sommige probes zitten verzwakkers: b.v. 1:10 of 1:100... Bij een 1:10 probe is elke volt die de scoop meet in werkelijkheid 10 V. Bij een 1:100 probe is elke volt die de scoop meet in werkelijkheid 100 V.

In bijna alle gevallen kun je bij de scope een 10:1 probe gebruiken. Deze deelt het te meten signaal weliswaar door een factor 10, maar het bijkomende voordeel is, dat de ingangscapaciteit lager is dan die van de scope ingang. En last but not least, wordt de ingangsimpedantie meestal 10 M Ohm. Fijn dus om redelijk hoogohmige schakelingen mee te onderzoeken. Verder wordt het bereik van de scope aan de hoge kant groter. Heb je een gevoeligheid van max. 20 Volt per divisie, kun je signalen en gelijkspanningen van maximaal ca 160 Volt bekijken. met een 10:1 probe in theorie (en ook in de praktijk) tot 1.600 Volt.
De meeste 10:1 probes zijn bedoeld voor een nominale spanning van pakweg 500 Volt. In mijn carrière als technicus heb ik bij bijvoorbeeld het meten van pulsspanningen in lijntrappen etc tot ca 1.600 Volt pp nooit een probe vernield of defect gehad.
Inderdaad als je rimpelspanningen wilt meten, zet je de scope in de ac-stand en draai je de gevoeligheidsschakelaar gewoon naar een gevoeliger bereik. Hoewel de AC stand een zeer gemakkelijke stand lijkt om bijna altijd een plaatje op de scoop te krijgen, houd je voor jezelf wel veel informatie over het signaal achter, n.l. de gelijkstroomcomponent. Zou je bij een buis bijv een vervormd signaal meten op het rooster, dan zou je in de gelijkstroomstand meteen zien hoe de gelijkstroominstelling van dat rooster is.

Auke Kieffer, Henk Roovers

Als je een rimpel op een gelijkspanningsvoeding wilt meten dan moet je je scoop op AC zetten. Dan kun je namelijk veel gevoeliger meten. Op de stand AC komt er een condensator met je meetsignaal in serie te staan welke de DC tegenhoudt en de AC component (je rimpel dus) doorlaat. Stel dat je 0,5Vtt rimpel hebt dat zou je deze nooit terugvinden als je de volle 300V als gelijkspanning in beeld zou moeten brengen. Als je je scoop dan op 0,1V/Div AC zet, dan beslaat je signaal al 5 hokjes. Dan kun je zeer nauwkeurig je rimpel meten. Maar deze meetmethode is ook voor andere signalen zeer gebruikelijk om toe te passen. Je moet wel even opletten wat de scoop aan maximale ingangsspanning mag hebben. Die condensator heeft namelijk ook een maximale werkspanning.

Roland

De 10:1 probe is een verfijnde spanningsdeler, die met de ingebouwde weerstand en de inwendige weerstand van de scope een spanningsdeler 10:1 vormt. Dat gaat echter niet zomaar, er wordt voor wisselspanning ook nog frequentiecompensatie toegepast, om ook hogere frequenties te kunnen meten. Deze compensatie kan op de probe nog worden nageregeld. Een goede probe van een gerenommeerd merk kan wel € 50 kosten of zelfs meer. De probe is bij de meeste elektronica speciaal zaken wel te koop.

Henk Roovers, Auke Kieffer

Ik gebruik hiervoor de Philips PM8926/59 probe. En ik kan deze sterk aanbevelen. Sommige goedkope probes geven na een tijdje een onderbreking in de signaaldraad. Het hangt er natuurlijk vanaf hoe intensief je ze wil gebruiken (zie ook de site van Oatley Electronics). 

Paul Liekens

Ik weet niet wat de maximale ingangsspanning mag zijn voor mijn scoop.

De ingangsspanning is redelijk eenvoudig in te schatten, namelijk de hoogste verzwakkerstand maal het aantal verticale divisies. Kun je bijvoorbeeld instellen op max 20V/div, dan kun je met een gerust hart bij 8 divisies 8x20= 160 volt aansluiten (op alle bereiken), bij 50v/div, 8x50=400 volt. Omdat een scopefabrikant ook wel weet wat er met de ingangen kan gebeuren, zal hij zeker een factor twee veiligheid hebben ingebouwd. Het zal er op neerkomen dat de ingangverzwakker 500 volt wel zal weerstaan.

Henk Roovers

Een oscilloscoop is inderdaad bijzonder handig en ook veelzijdig. Je kunt hiermee een wisselspanning volgen door de gehele schakeling en bijvoorbeeld de plaats lokaliseren waar er vervorming optreedt. Of de plaats opsporen waar de versterking het af laat weten. De scoop is ook bruikbaar om gelijkspanning te meten, maar de waarde is veel lastiger af te lezen dan van een universeelmeter. En naar mate je de scoop vaker gebruikt ontdek je nog meer toepassingen.
Ook bij digitale scoops, zoals de gecombineerde multimeter/scoop, heb ik mijn scepsis. Door het type display is ook de scoop van zo'n combinatie trager dan zijn analoge broertje met een gewone kathodestraalbuis.

Ed van der Weele


Er zijn globaal twee soorten metingen die je tegenwoordig kunt doen, en wel met diverse elektronische meetapparatuur, computer, spectrum analyzers etc. Deze zijn dus echt objectief. Ook niet onbelangrijke is de tweede meetmethode en wel het menselijke gehoor. Een geluidset behoort gewoonweg goed te klinken, of er nu een buizenversterker of transistor versterker tussenzit maakt niks uit, zelfs niet als het om een PA setje gaat van 4x 900 Watt RMS met diverse digitale processors ertussen. Het gaat mij om de uiteindelijke weergave kwaliteit. 

Kees van Dijke

Bij het zelf bouwen van een (buizen-)versterker is een spectrumanalyser een zeer handig hulpmiddel. De onderstaande is een analyser die je op de PC aan kunt sluiten. Deze is echt super nauwkeurig. Het is tevens een 50MHz dubbelstraals scoop. Je kunt gewoon de frequentiebereiken instellen. De bereiken zijn dan ook nog weer uit te vergroten waarbij je er doorheen kunt scrollen. Bovendien kun je met de markers (stippellijntjes) heel nauwkeurig een frequentie eruit pikken. Bijvoorbeeld een 19KHz piloottoon.

Hieronder een bodeplot van een hybride proto/experimenteer printje.

(foto's: Ronald Huisman)

Ik vind de analyser echt heel erg handig op mijn pc omdat je dan ook plaatjes en zo op kunt slaan. De scoop functie laat ik liever aan mijn Tek scoop over. Dat vind ik gewoon net even prettiger instellen. Maar misschien is dat wel gewenning.

Roland Huisman

Ik gebruik "Sia Smaart Live 5" omdat ik momenteel voor het merendeel geluid meet van luidsprekers en ruimtes. Maar voor het meten van versterkers en equalizers is dit programma ook geschikt. Momenteel gebruik ik een 16 bits 48 KHz USB geluidskaart wat de metingen beperkt tot 22 KHz, maar met twee betere geluidskaarten (Half duplex, 192 KHz) kun je tot 88 KHz meten. Hieronder enkele plotjes. Helaas staan daar (nog) geen serieuze buizenversterkers tussen.

Mijn oude Sansui G6000 receiver waar ik nog steeds erg tevreden over ben.

Een kleine buizenversterker zonder tegenkopppeling met Philips radio onderdelen, zoals de EABC80 en EL84 en de kleine Philips uitgangstrafo.

(foto's: Kees van Dijke)

Hier zie je de invloed van spanning-tegenkoppeling over de complete versterker. Deze tegenkoppeling wordt via een weerstand naar massa naar de volume regelaar gevoerd en de spanning-tegenkoppeling neemt af bij hoge geluidssterktes. Resonantie frequenties van goede uitgangstrafo's liggen vaak boven de 100.000 Hz en meet ik dus met de hand op.

Kees van Dijke


Ik maakte die dingen altijd zelf van de huls van een oude (BIC) balpen. Met een aansteker verwarmen tot het zacht wordt, en dan op de (zeskantige) kop van een toltrimmer drukken. Even wachten tot het plastic weer hard wordt, en je hebt een trimsleutel. Uiteraard is een echte mooier en misschien ook duurzamer. 

Otto Tuil


Om piepjes en fluitjes te lokaliseren kun je prima gebruik maken van een halve meter plastic tuinslang. Ene kant aan je oor met met het andere uiteinde kun je precies lokaliseren waar een piepje of rateltje vandaan komt. Let er wel op dat je geen slang met koolstofvezel gebruikt daar deze elektrisch geleidend is en een paar KV aan je oren is niet prettig.

René Engels



Een variac met een vermogen rond de 400 Watt is vaak voldoende voor oudere radio's. Dus dat betekent een variac die 2 Amp kan hebben. Belangrijk is ook dat je een scheidingstrafo aanschaft. Er zijn radiotoestellen die "rechtstreeks" aan het net hangen. Bij Philips de z.g. U-toestellen. Deze zijn zonder voedingstrafo gebouwd en worden rechtstreeks gevoed vanuit het net en dat betekent dus dat de metaaldelen onder netspanning staan. Een gevaarlijke situatie dus. Je zou aanmoeten schaffen een variac van 2 amp (overigens zeer goedkoop nieuw aan te schaffen, prijs rond de € 45,-) en een scheidingstrafo. Dan kun je veilig aan het "werk".
Scheidingstrafo's ook nieuw te koop bij b.v. ARP in Tilburg.

Toine Segers

Er zijn ook variacs die netgescheiden zijn. De meeste variacs zijn in de regel...van het regel autotrafo type (niet gescheiden wikkeling) en die kun je het best combineren met een scheidingstrafo (veiligheid). Variacs zijn of inbouw- of anders tafelmodellen. Inbouw zijn goedkoper (er moet immers nog een kast omheen en een stopcontact bevestigd worden eventueel schakelaar). De tafel/lab modellen zijn wat prijziger.

Soms wil het wel eens dat wanneer een variac en/of de scheidingstrafo in het net wordt geprikt of in werking wordt gesteld dat de zekering doorslaat in de meterkast. Dit vindt meestal de oorzaak in de hoge inschakelstroom. Dit probleem is op eigen risico aan te passen door de snelle/flinke zekering of losse automaat in de meterkast te vervangen door een smeltzekering met gelijke waarde maar dan traag slow.

Tip: een scheidingstrafo kun je zelf maken door twee geheel identieke trafo's gespiegeld op elkaar aan te sluiten (er is wel een klein te verwaarlozen verlies aan spanning). Voorwaarde is dat ze genoeg vermogen hebben (VA) en beiden een 220-230 V~ wikkeling hebben. 

Sander Leunissen

Onderstaand een schema van de Philips Variac 2422 529 00005 (bron: Philips Pocketbook 1974).


(afbeeelding: Matthias Meijer)

Onderstaand een foto. Er zitten origineel twee bananenbussen op.

(afbeelding: Jac Janssen)

Het is een fijn exemplaar, want hij is netgescheiden en kan maar liefst 3A leveren. Van deze variac zijn er veel uitvoeringen geweest. Het exemplaar op bovenstaande foto is een wat oudere. Exact hetzelfde nummer is later verschenen met een wat moderner meetinstrument erin. Ik heb wel een folder/boekje, zie onderstaande afbeelding.

(afbeelding: Jac Janssen)

Het bijbehorende aansluitschema zou als volgt moeten zijn:

 

Aangezien er nergens een andere aansluiting of gat of kabel-doorvoer is, zouden de 2 bananenbussen best origineel kunnen zijn. De bekende Philips zeskantige variacs hebben bijna allemaal 2 banaan-aansluitingen bovenop.

In een lab-omgeving is het erg gebruikelijk om met (meet)snoeren te werken met banaanstekers, dus onlogisch is het niet. Vaak zijn ze ook wel op de goede pin-afstand geplaatst dat er een gewone netsteker in kan.

 

Er zijn ook diverse aansluitingen geweest. Zo bestaat er ook een (auto)trafo, die 220V omzet in 2x 110V. In praktijk is het een enkele wikkeling met een middenaftakking. De 110V-aansluitingen zien er daarbij als volgt uit (aan de andere kant zit een identieke als aan deze kant; zie foto hieronder).

 

(afbeelding: Jac Janssen)

Origineel van Philips, maar duidelijk gebruik gemaakt van standaard-behuizingsonderdelen uit de variac-serie.

Jac Janssen

Een variac is in principe een toestel voor gebruik in een laboratorium. Het is helemaal niet zeker wat er op aangesloten wordt. Vaak worden testopstellingen gewoon aangesloten met twee losse banaanstekersnoeren. De variacs waren meestal ook in meerdere uitvoeringen te koop en hadden dan een ander streepnummer. Zo zijn er ook met een normale wandcontactdoos en met alleen een kabelaansluiting. De bussen zijn van voor de tijd van de veilige banaanstekers en bussen, dus die exemplaren die geheel geïsoleerd zijn en dus aanraakveilig. De uitgang is netgescheiden, waardoor gevaarlijke situaties, zoals vroeger met de platte netstekertjes en dito contra's alsmede de antieke driewegstekker, niet meer voorkomt. Het is natuurlijk immer mogelijk dat de variac gewoon door iemand is voorzien van deze busjes. Een oude verkoopfolder zou daarover uitsluitsel kunnen geven.

Henk Roovers

Ik kwam ze ook in leslokalen tegen als dimmer, maar dan ingebouwd . Ook vond ik een exemplaar (ander merk) met min of meer zelfde
kast en banane-bussen en met één wikkeling. Voor de veiligheid ging men er dan blijkbaar vanuit dat de gebruiker wist wat hij deed.
Dit exemplaar is voor een specifiek doel opgebouwd, met een motortje, en verre van "origineel".

 

(afbeelding: Huub S.)

Huub S.

Zelfs een motor is niet vreemd. Zo waren er ook uitvoeringen met drie variacs op één as, om bijvoorbeeld driefasenspanning te regelen. Motorsturing kwam ook voor. De motor kon via een automaat aangestuurd worden om bijvoorbeeld de uitgangsspanning constant te houden, of juist om deze te regelen vanaf een bedienigsdesk. Mogelijkheden te over.

Henk Roovers

Zie ook in Tips & Trucs onder "netspanning".


Onder een tekening van Philips waarop te zien is hoe een ideale werkplaats er uit zou moeten zien. En hoe zien nu de werkplaatsen (werkplekjes) van de Forumbezoekers er uit. Onderstaand een aantal foto's. Doe er je voordeel mee.

 

(scan:Francesco)

 

Echter uiteindelijk zit de reparatiekennis in het hoofd van de reparateur. Dus die moet ook onder primitieve omstandigheden kunnen repareren.

Vroeger moest ik als tv-monteur bij het tv-service verlenen bij klanten thuis eerst allerlei bloemenvaasjes en familiefoto's verwijderen en dan een acceptabel reparatiehoekje creëren. En dan ook nog zorgen dat de soldeerbout geen schroeiplekken in de vloerbedekking veroorzaakte. Anders kreeg je met de vrouw of de heer des huizes aan de stok.

In het archief vond ik nog een voorbeeldfoto van Philips voor het inrichten van een radioreparatie-werkplaats. Dus als er mensen op de oude nostalgische toer willen dan is deze foto van belang.

 

[image]

Wim Stuiver

 

Zo heb ik nog een grote poster voor in de werkplaats:

[image]

Nico

 

Nou, ik heb wat meer ruimte gelukkig... Alleen wat betreft orde en netheid verdient het niet de schoonheidsprijs, maar ja.

Wat dat betreft heb ik bewondering voor diegenen, die het geheel netjes opgeruimd houden.

Aan de andere kant, rommelig heeft ook zo zijn charmes; je kunt zien, dat er geleefd ( lees gehobbyd) wordt.

Alco Bouwense

 

(foto: Alec Bouwse)

Ik kan nu ook niet achterblijven. 

En altijd teveel spullen en ruimte tekort maar ja.

Sander Leunissen

 

(foto: Sander Leunissen)

Links een blik op mijn hoekje in de garage...

En hier komt de voeding binnen, lekker op z'n jaren '50, met zekeringen voor elke kring en een aparte aardwachter...en natuurlijk een mooie meter uit 1941 van onze Belgische trots A.C.E.C, Aterliers de Constructions Electriques à Charerloi...hebben indertijd mooie radio's en TV's gebouwd

Francesco

(foto's: Francesco)

Sommigen hebben tenminste nog een werkplek om hun radiohobby uit te oefenen. Net zoals al de forumlezers die een foto van hun bijna professionele atelier compleet met testapparatuur hebben ingezonden. Het is om een klein beetje jaloers op te worden. 

Maar ach, ik red me wel met mijn plekje (wat ik ook vaak nog met een ander moet delen...................).

Maar ondanks mijn beperkte werkruimte beleef ik nog elke dag ontzettend veel plezier aan de radiohobby.

Hans Op den Camp

 

(foto: Hans Op den Camp)

Ik ken dat probleem ook. Ik haal meestal voor de kleine reparaties mijn toestellen gewoon uit elkaar op de keukentafel of op mijn bureau. 

Op dit moment is het een enorme zooi.

Jarno

(foto: Jarno)

Mijn werkplaats is nogal "low profile". 

Een beschrijving is op m'n site
Gerard's Radio Corner te vinden.

Zie: Gerard's Radio Werkplaats

Gerard Tel

(foto: Gerard Tel)

Deze foto komt uit het Financiël Dagblad, helaas niet zo'n beste kwaliteit.

MGGM staat voor Maarten Gudde's Gelijkstroom Museum.

Bijna alle toestellen zijn gelijkstroomuitvoeringen.

Helaas is niet alles zichtbaar van de werkplaats.

Maarten Gudde

 

 (scan: Maarten Gudde)

Dit is mijn plekje.

Het is nog steeds een beetje zoeken naar een juiste opstelling. Het ziet er nu al weer iets anders uit. Maar ja, ik ben ook steeds met andere dingen bezig, dus het zal altijd wel wat schuiven blijven.

Piet Blaas

 

(foto: Piet Blaas)

Hierbij een foto van mijn werkplaats, geïnspireerd door de Philips folders uit de 30er jaren.

Wat er nog bij moet is een luidspreker met Philips-logo,en een buizenrekje. 

Theo Okkinga

(foto: Theo Okkinga)

Om jaloers op te worden, die bovenstaande werkplaat. Wat netjes en mooi.


Veel meetapparaten heb ik niet en wat ik heb is erg klein.


Dit is mijn varkensstalletje.

Ben Dijkman
 

(foto: Ben Dijkman)

[image]

(afbeelding: John Hupse)

De plek waar ik radio's en grammofoons herstel is wat minder professioneel ingericht dan die van sommige andere forumleden. Ik werk namelijk meestal aan de eettafel (waar ik wel eerst een oude krant op leg). Schoonmaken van kasten en chassis, schuren en spuiten doe ik in de tuin, bij slecht weer soms op zolder.

Op dit moment ben ik bezig met het wikkelen van een spoel voor een Garrard toonkop.

Op het blik ligt mijn soldeerbout (een Zeva uit de jaren '70). Daarvoor staat een verstelbare halogeen handlamp van het merk Lumiance. De loep is Japans en komt uit een oud faxapparaat. De wikkelmachine is zelfbouw, en gemaakt van beukenhout. In het kartonnen doosje rechts bevinden zich de accessoires zoals een paar houten wiggen om spoeltjes van verschillende diameters vast te kunnen zetten.

Documentatie is binnen handbereik: mijn PC is dicht in de buurt permanent opgesteld.

Het spoeltje dat op de foto is te zien is net getest en al in de grammofoonkop gemonteerd.

Vrij vaak haal ik een of meerdere meetapparaten van zolder. Zo heb ik deze week nog een paar oude buizen getest met de Etra lampenmeter. Beetje bejaard ding, maar het werkt allemaal nog goed en je kan er vrijwel elke voor-oorlogse buis direct mee testen.

John Hupse

 
[image] Links een foto van de werkplaats destijds in Museum "Radiowereld" te Diever.

Op deze plek zijn honderden restauratieprojecten op radiogebied voltooid.


De werkplaats is een heilig plekje voor de radio-restaurateur die er veel urenaangenaam verpoost.

Wim Stuiver (ook afbeelding)

Hieronder even een blik op/in mijn werkplaats. Hoewel het om de hobby gaat, is er al heel wat onder hoogspanning gewerkt.

[image]

 

[image]

(afb.: Piet van der Pol)

 

[image]

Hier mijn werkhok. Is intussen al weer wat voller geraakt.

Het bureau is nog een originele Philips uit 19 nog wat. Is een eiken fineer geval met kunststof werkblad. Ideaal, is stroef en geeft geen krassen. Gaat alweer zo'n 35 jaar mee, toen ik hem kocht was hij door Philips afgeschreven.

Ik heb geen foto's meer van mijn eerste werkplek, maar dat was echt een bij elkaar geraapt zoo..je. Door de tijd heen evalueert zo'n werkplek en ondervind je zelf het beste waar alles moet staan. Hangt natuurlijk ook van de €'s af.


Wim Sanders (ook afbeelding)

 

 
 


Terug naar de inhoudsopgave


(05-04-2010 )