|
Gereedschap / Meetapparatuur
|
|
Overzicht
- In het Radio Historisch Tijdschrift
nr. 103
van december 2002 staat een artikel over een afstemogentester.
Echter, in dit artikel wordt de anode van de afstemogen zonder meer
aan de 225V wisselspanning gezet. Buizen worden toch altijd gevoed met
gelijkspanning.
Bij een emissietester (buizentester met goed/fout meter) is het gebruikelijk
om de anode met wisselspanning te voeden. Dit werkt goed. Tijdens het negatieve
deel van de sinus loopt er geen stroom door de buis. Tijdens het positieve
gedeelte werkt de buis normaal. Dat betekent dus dat de buis per periode een
halve periode normaal kan werken. Maar tijdens die halve periode verloopt de
spanning natuurlijk ook van 0 tot 225V en weer tot 0 en dan een halve periode
niets en dan weer een halve periode een positief sinusje. De gemeten effectieve
stroom door de buis is dan ongeveer een factor twee lager dan bij gelijkstroom
voeding, maar daar is mee rekening gehouden op de schaalverdeling van de meter.
Bij een tester voor afstemogen geldt iets dergelijks, alleen zal de
lichtopbrengst van de buizen geringer zijn dan bij gelijkstroom voeding. De
tester is dus iets te pessimistisch
John Hupse
Ik heb zelf ook zo'n ding in elkaar gezet. Ik had nog zoveel ogen liggen, en mijn
buizentester is te simpel. Zelf ben ik uitgegaan van een kleine trafo die ik nog
had. Deze trafo heeft de secundaire spanningen 6,3 + 150 + 150 volt. De 6,3 is
duidelijk. De eerste 150 richt ik enkelfasig gelijk naar -170 en +170, de tweede
alleen naar +170. Dit geeft de spanningen -170 en +340. Vervolgens
"stabiliseer" ik deze spanning met een rijtje zeners tot een regelbare
-22 en een vaste +250. Voor de afvlakking gebruik ik voor de vorm slechts kleine
condensatoren, want brom kun je immers niet zien. Omdat de stromen klein zijn
kan alles dus eenvoudig gebeuren. Daarmee heb ik de spanningen die precies
overeenkomen met de gegevens uit het boekje van de Muiderkring. Op die manier
kan ik alle EM, EFM, en EAM buizen nu testen.
Otto Tuil
- Voor het werken aan radio's zijn diverse
bijzondere gereedschappen en hulpstukken in gebruik. Deze zijn te koop,
waren te koop, of zijn door amateurs zelf gemaakt. Hieronder een aantal van
dergelijke gereedschappen met hun aanwending.
Drevel:
Bij Amroh werd bij de holnietjes een aparte drevel geleverd waarmee deze konden
worden vastgezet. Met deze drevel werd, nadat het holnietje in het gaatje was
gestoken, de kant waaraan geen ringetje zit uiteen gedreven zodat daar ook een
ringetje ontstond. Zie foto.
Rob Hooft
|
(foto: Rob
Hooft )
|
In de handleiding van mijn buizen tester staat:
"laat de buis minimaal 30 sec voorgloeien
alvorens over te gaan op testen. Is dit wel lang genoeg of is langer beter en
hoe lang mag dat dan wel zijn?
30 seconden is voor sommige buizen te kort.
Sommige oude Amerikaanse buizen doen er een aantal minuten over, bij na-oorlogse
buizen is twee minuten voldoende. Als de uitlezing dan nog niet stabiel is, dan
is de buis defect. (Kleinere eindbuizen zoals ECL86 en EL41 die al een zwaar
leven achter de rug hebben blijven soms "driften". In een radio gaat
het dan b.v. een kwartiertje goed, daarna gaat zo'n buis vaak te veel stroom
trekken. Dit kun je bij een emissietest al zien, maar dat kost even tijd.)
John Hupse
Websites over verschillende merken buizentesters zijn er genoeg. Even googelen
op "tube tester" of equivalente woorden in andere talen levert genoeg
leesstof op voor een aantal avonden. Een historisch overzicht ben ik nog niet
tegengekomen.
Op Jogis Röhrenbude
staan vele pagina's over buizentesters http://www.jogis-roehrenbude.de/Roe-Pruefer.htm.
Een Franstalige website met buizentesters is http://www.tsf-radio.org/pg.php?p=2.
Kritische kanttekeningen bij het gebruik van buizentesters en buizenversterkers
staan op http://www.tone-lizard.com/Tube_Testers.html
Ed van der Weele
Aangezien je niet meer aan die pertinax plaatjes kunt komen (tenminste niet
makkelijk) moet je uitwijken naar iets anders. Zo was ik afgelopen week bij
iemand die aan het verhuizen was en lamellen over had, je weet wel die dingen
voor voor het raam te hangen. Ik heb deze meegenomen en op maat gemaakt, net als
de originele cartomatic kaarten. Hierna in een mal de gaten er in gemaakt en
klaar is kees. Het is wel een avondje knippen geblazen maar dan heb je ook iets
moois.
Stephan Smeets
Ik deed dit voorheen door papier te plastificeren en daarna uitknippen en uit
stansen. Dan heb je een perfect werkende repro kaart. Bij hobbyzaken hebben ze
wel dit soort slagpijpjes, die nodig zijn om de gaatjes te maken. B.v. een setje
om holnietjes te bevestigen, met een groot en een klein slagpijpje. De grootste
is ongeveer zo groot als het gaatje van een perforator.
Rob Kroon, Mark Schoenmakers
|
(foto: Stephan
Smeets)
|
- Bestaan er kant-en-klare condensator testers, die
eventueel die ook elco's aan kunnen?
Je zou kunnen gaan zoeken naar de US Navy ZM11/U. Een zeer solide en
nauwkeurig apparaat waar je zeer veel mee kunt. Ze kosten tussen de 100 en 200 euro. De ZM11/U is kant en klaar en draagbaar (ca. 30 bij 30 bij 18 cm).
Hij heeft één nadeel en dat is dat het een 115V apparaat is. Een verhuistrafo'tje
(50VA) of een oude radiovoeding als autotrafo naar de 110 V wikkeling werkt hier
goed. Je kunt o.a. C's van 1pF tot 110µF meten, ook onder DC (instelbaar tot
500V). Verlieshoek is ook meetbaar. Verder kun je ook L's (Q),
trafoverhoudingen, isolatie R (tot 10.000MOhm) lekstroom in C's en R's meten.
Ron Kremer
Ik gebruik twee apparaten om condensatoren te testen:
- een megger of isolatietester voor de lekweerstand gekocht bij Baco
IJmuiden en
- een RLC-tester (weerstand/zelfinductie/capaciteit) om de capaciteit te
bepalen, gekocht bij Conrad. Praktisch gelijk aan LCR
meetapparaat 4073.
Dezelfde isolatietester is overigens ook bij Conrad te koop
(alleen op de website), maar dan voor ongeveer het tienvoudige.
Ed van der Weele
Ik gebruik een condensatortester van Conrad. Deze was een jaar geleden € 45. Het is een simpel metertje die behalve C's ook de waarde van een
spoel en weerstanden kan meten. Misschien niet zo heel nauwkeurig, maar voor ons
doel zeer bruikbaar. Zeker als je onderdelen vergelijkt. Kijk eens op Conrad.
Hans Klunder
Een schema voor het zelf bouwen van een eenvoudige condensatortester is
elders
op dit forum te vinden. Hierbij nog het volgende. Het verschil tussen schema 1 t.o.v.
schema 2 is alleen de dubbele trafo welke als netscheider werken. Je ziet een
diode als gelijkrichter dus na de diode is er gelijkspanning. De gebruikte
condensatoren zijn dus elco's. Maar als je 25µF condensators kunt vinden is dat
geen enkel punt. Andersom gaat het wel fout. Maar ik stel voor gewoon elco's te
nemen. Spanningswaarde wel 220V gelijkgericht is iets van 310V DC. Dus neem
waarde 450V, 350V kan ook 25µF / 350V zijn. Deze zijn wat lastig te vinden,
neem dan 47µF/450V welke meer gangbaar zijn.
De exacte waarde is niet zo belangrijk, je zal eerder 22µf tegenkomen dan
25µf.
Opgelet: de elco's staan verkeerd om getekend; de plus (het open rechthoekje)
moet naar boven staan. Voor de diode kun je een 1n4007 nemen.
Ben Dijkman, Harry Huysentruyt, Maurice Hamm
Ik was al een hele tijd op zoek naar een meter die de
capaciteit van condensatoren kan meten. Ik had al een metertje dat tot
1µF ging, maar elco's en alles boven de 1µF kon ik niet meten. Er
bestaan tegenwoordig multimeters die ook capaciteit kunnen meten, maar die
beginnen vaak bij de € 50 en kunnen maximaal tot 20µf of 100µF meten.
Ik heb nu een capaciteit meter gevonden voor € 27,- met de volgende
specificaties:
200pF-2000pF-20nF-2µF-20µF-200µF-2000µF-20mF, nauwkeurigheid:
0,5% in lagere bereiken tot 4% in de hoogste, werkt op 9 volt batterij
(bijgeleverd), de condensatoren kunnen in de klemstroken op het apparaat
worden gestoken, of d.m.v. de bijgeleverde meetsnoertjes worden gemeten.
Ik heb hem vandaag binnen gekregen. Zeer snelle levering aangezien ik
hem dinsdag had besteld. Het metertje werkt erg prettig. Je kunt de
capaciteit perfect meten en wanneer een condensator lek of slecht is klopt
de uitgelezen waarde vaak niet met de waarde die hij moet hebben. je ziet
dus direct wanneer de condensator slecht is.
Natuurlijk moet je oude elco's (en ook nieuwe) altijd rustig op
spanning brengen. De meter is te koop bij: http://www.baco-army-goods.nl/index.html
Onder het knopje meetapparaten.
Jonathan H.
|
(foto: Jonathan H.) |
Mooie meter inderdaad. Prijs ook prima te doen! Wat ik mij nog afvroeg: meten
via de kabeltjes van deze/een meter kan bij (zeer) kleine waarden al snel een
behoorlijke afwijking geven door de capaciteit van de kabeltjes zelf. Hoe is dat
bij deze meter opgelost,via een adjustmentknopje of zijn die kabeltjes zo
gemaakt dat die geen capaciteit onderling hebben? Zit er ook een meetbalkje
onder die de snelheid van het laden/ontladen in beeld brengt?
Ben Dijkman
Er zit een potmetertje op waarmee je de capaciteit van de draden tot 0 kunt
terug brengen. In de handleiding staat op welke frequentie hij test. Dit kun je
niet op de meter aflezen of veranderen. Wat mij betreft een super handig ding.
Jonathan H.
Hij lijkt sterk op de LCR (spoelen, condensatoren, weerstanden) meter van
Voltcraft die ik heb. Voor condensatoren met kleine waarden kun je de klemmen
gebruiken die boven de stekkerbussen zitten. De meetsnoeren laat je dan weg. Of
. . . . je meet eerst de capaciteit van de losse meetsnoeren en sluit dan de
onbekende condensator aan. De twee verschillende waarden trek je van elkaar af
en je weet de waarde van de condensator. Daarbij moeten de meetsnoeren wel op
exact dezelfde plaats blijven liggen als bij de eerste meting. Met zo'n meter
kan je alleen capaciteit (pF, nF, µF) meten. Niet of de condensator lekt.
Ed van der Weele
Boven de aansluitingen voor de kabeltjes zijn twee gleufjes te zien, daarin kan
rechtstreeks een component gestoken worden. De kabeltjes zijn dan niet nodig en
die capaciteit is dan weg. Je kunt kleine C'tjes ook wel meten met een extra C.
Moet je bijv 4,7 pf meten, Sluit dan eerst een c aan van 100pF. De bedrading
valt dan waarschijnlijk in het niet. Sluit nu ook de kleine onbekende aan. De
toename is de capaciteit van de onbekende C.
Henk Roovers
- Voor- en nadelen van het gebruik van contactspray.
De meeste sprays bevatten een olie die op de contacten achterblijft.
Na verloop van tijd blijft op de vette olielaag stof plakken, waardoor de
contacten opnieuw slecht contact maken.
Er zijn echter uitzonderingen. Een jaar of vijftien geleden heb ik eens een
heel klein spuitbusje dure contactspray gekocht, die die nadelige eigenschappen
niet had. Het busje van nog geen 10cl kostte toen al rond de vijfentwintig
gulden. Ik gebruikte er maar heel weinig van, het was zeer effectief en vanuit
mijn gezonde wantrouwen tegen contactspray is het busje nooit opgegaan. Het
betrof CRC. Via de website van CRC kun
je het adres van de Europese vertegenwoordiging in België vinden. Daar zullen
ze wel weten te vertellen waar het in Nederland te koop is. CRC is naar mijn idee een van de betere merken. Hoewel dat mijn bezwaren
tegen spray in het algemeen niet wegneemt: er komt te veel van het goedje op
plaatsen waar het niet nodig of zelfs ongewenst is. CRC is o.a. te koop bij
Display en verkrijgbaar in bussen van 300 ml., prijs € 14,95 (juni 2002).
Richard, Ed van der Weele, Andries van Bronkhorst
Inderdaad laten de meeste contactsprays een vettig residu achter waarin stof
blijft kleven. En vet en stof kan kraken tot
gevolg hebben. Ook hebben contacten van schakelaars als ze goed geconstrueerd
zijn een zelfreinigende werking. Op het moment van bedienen wrijven ze over
elkaar en reinigen zo zichzelf.
Hans Sprenkels
Bij het toepassen van contactspray bij potmeters moet selectief te werk
worden gegaan: de loper van de potmeter en de koolbaan moeten vetvrij zijn, maar
de as van de potmeter moet wel zijn smering blijven houden.
Ed van der Weele
Als er zoveel bezwaren zijn tegen dat middel, waarom is het dan op de markt?
Als het niet zou werken, zou toch niemand het kopen. Overigens gebruik ik ook contactspray om het vuil en oxide op te lossen.
Daarna gebruik ik een sproeiwasmiddel om het vuil (en ook de olie) weg te
spoelen. Werkt prima, maar inderdaad heb ik geen flauw benul hoelang het blijft
werken. Een interessant onderzoeksgebied.
Otto Tuil
De oude rode Kontact 60, dat was natuurlijk tuig van de bovenste plank.
Maar het is niet reëel om alle sprays nu over één kam te scheren. Mijn
methode bestaat meestal uit het inspuiten van een wattenstaafje, en daar poets
je de contacten mee op.
Sinds Philips zijn beroemde spray niet meer maakt, ben ik uitgeweken naar de
Finse fabrikant PRF. De
bruine bus type 7-78 is zeer geschikt. Het zou me trouwens niet verbazen als
Philips hier zijn spray vandaan haalde, het goedje lijkt er akelig veel op! Mijn
ervaringen ermee zijn bemoedigend.
Nico den Haak, Ed van der Weele
Ik gebruikte eerste de combinatie met Philips contact spray (rode opdruk) tezamen
met de vetvrije Philips contact spray (lichtblauwe opdruk). Hiermee kon ik per
beurt tot 5 jaar lang draaipotmeters en schakelaars kraakvrij houden. Helaas is
van Philips niks meer te verkrijgen en gebruik ik nu de combinatie Kontakt 60 en
Video spray 90, maar het effect is wat minder.
Overigens is me wel opgevallen dat de Philips contactspray veel dunner en
vloeibaarder is. PRF 7-78 is wat dikker en er zit meer olie in. Kontakt 60 verdampt
tegenwoordig wat sneller en laat weinig olie achter. De enige
vetvrije variant van PRF die in de buurt van Philips komt is PRF 6-68, maar deze
is
wat agressiever. Voor duurzame contacten, vergulde schakelaars,
PC onderdelen gebruik ik tegenwoordig Kontakt Gold 2000, deze is wel vrij
kostbaar, maar daarmee heb ik al veel rare fouten uit foto apparatuur en video
camera's gehaald.
Kees van Dijke
Het kost een paar centen, maar ik gebruik altijd de door Philips gecertificeerde
Brunox spray. Dit middel tast in geen geval het kwetsbare Philite (in
amateurkringen ook wel Bakeliet genoemd) aan! Van Brunox is een kontakt-,
reinigings- en smeerspray in de handel die € 5,50 kost.
Deze spray heb ik op de diverse toestellen die ik heb intussen uitgeprobeerd
met verbluffend resultaat. Wel even met perslucht schoon en droog blazen.
Onlangs liep ik ook tegen een slecht werkende variabele condensator aan (veel
kraken en krassen). Deze VC heb ik toen ook eens hiermee ingespoten en een
minuut of 10 in laten werken. Vervolgens deze condensator een paar keer helemaal
in en uit gedraaid en daarna met perslucht de boel weer schoon en droog
geblazen. Ook hier bleek het resultaat verbluffend.
Op bepaalde meterbanden (korte golf) waar de radio absolute stilte weergaf,
kwamen nu weer zenders uit de speaker. Dit trucje dus ook maar eens op andere
radio's uitgeprobeerd en met hetzelfde resultaat.
Claud, Paul Brouwer
Ik gebruik Brunox al jaren in mijn tweewieler bedrijf, maar het geeft inderdaad
ook prima resultaten in de elektronica, voor al bij vuile p-voetjes. Gebruik wel
altijd het bij geleverde rietje, je bereikt dan altijd de plaats die je hebben
moet. Het product laat geen resten achter en oxideert niet. Het maakt schoon en
smeert.
Jack Twigt
Meer informatie over Brunox kun je vinden op de Zwitserse
site van dit bedrijf. Volgens de safety-datasheets is het bijna gelijk aan
WD40. Brunox wordt veelvuldig toegepast om oude auto's te restaureren. Het is
dus te koop bij de betere auto shops.
Wil Pfeifer, Edwin Outermans, Anton Tan
Ik hanteer WD-40, maar heel voorzichtig, vooral bij de gele gevulkaniseerde
Philipsdraden. Echter ik heb er niet veel vertrouwen in dat het een bijzonder
goede reiniger of smeermiddel is voor oude radio's. Mijn keus licht bij
een contactspray zoals Kontakt 60 (heel voorzichtig en spaarzaam gebruiken) plus
dan doelgerichte smering van alle lagers, enz. Daarvoor gebruik ik niets anders
dan een synthetische fietsolie : voldoende viscositeit doch zeer indringend,
verdampt niet, en word niet dik of smurrig op den duur. Maar weer eens : deze
olie ook weg houden van vooral rubber.
Peter de Kock
Wees inderdaad een beetje voorzichtig met die Kontakt 60. Inderdaad lost het
vuil er goed mee op, maar dit spul tast kunststoffen aan. Je had twee soorten.
Die oude donkerrode was echt troep, na een aantal jaren loste het gewoon
kunststof op. Na enige tijd werden de kontakten ook groen, alles wat ermee in
aanraking kwam ging naar de verdoemenis. Al het kunststof brokkelde en brak af.
De nieuwere uitvoering is wat lichter van kleur, maar gezien de ervaringen
uit het verleden durf ik het spul K60 niet meer te gebruiken. PRF 7-78 is veel
milder, en een stuk veiliger voor kunststoffen. Het is een bruine bus, speciaal
voor gevoelige kontakten. Tunerspray 600 is wel ongevaarlijk, en kun je bijna
overal voor gebruiken. Wel lost het vet op, dus lagertjes moeten ontzien of
opnieuw gesmeerd worden.
Tuner 600 is minder geschikt voor het reinigen van kontakten, daar is het
eigenlijk ook niet voor bedoeld. Kwaad kan het echter niet, en ze worden er
allicht schoner van. Voor het reinigen van grote open afstemcondensatoren is het
weer wel heel goed, vergeet dan niet de lagerpunten opnieuw te smeren.
Nico den Haak
- PM Petromark Electronic cleaner: de schuifcontacten van mijn Blaupunkt
Madrid heb ik daar even flink mee ingespoten. De contacten deden het
goed totdat ik een paar dagen later de radio weer aanzette en er helemaal
geen geluid meer kwam. Na onderzoeken bleek alle schuifcontacten te zijn
gebroken. Ik heb deze weer met secondenlijm gelijmd en tijdens terug
plaatsen braken ze weer in tweeën. Zou deze electrocleaner het bakeliet
broos maken?
Roland Tetteroo van "Petromark Automotive Chemicals" reageerde
desgevraagd als volgt:
Het lijkt ons niet waarschijnlijk dat bakeliet bros wordt
door toedoen van oplosmiddelen in de PM Electronic Cleaner. Bakeliet is een
vrij inert polymeer. Het breken van bakeliet kan alleen door toedoen van
mechanische belasting en door veroudering. In de literatuur kan ik niets
vinden over chemische stoffen welke bakeliet bros maken. De formulatie van PM
Electronic Cleaner bevat naar mijn weten deze grondstoffen niet.
Jan
Verdijk
Een (grid) dipmeter gebruik je om de resonantiefrequentie van kringen te
bepalen, zonder dat de kring in gebruik is. Er zit een oscillator in met een
spoel die inductief met de kring gekoppeld is. Verder een metertje waarop je afleest
hoeveel energie er in de kring op en neer springt. Varieer je nu de frequentie
van de oscillator, dan zie je de meter terugslaan op de frequentie waar de
onbekende kring energie onttrekt uit je oscillatorkring.
Het metertje zat vroeger op het rooster van de oscillatiebuis, vandaar de
naam grid dip meter. Een soortgelijke meter met transistors heet eigenlijk
gewoon een dipmeter. |
(foto: John
Hupse)
|
- bepalen of oscillatorkringen en rf-kringen van radio's ongeveer in de
pas lopen;
- bepalen van de inductie van een spoel door een kring te vormen met een
bekende condensator en de resonantiefrequentie te meten;
- bepalen van de frequentie van een onbekend radiostation door de dipmeter
erbij te houden en te regelen op interferentie (als de schaal van je
radio zoek is b.v.).
Gerard Tel
Hier een link met schema's
e.d. om zelf een griddipper te bouwen. Een link naar de index http://www.noding.com/la8ak/index1.htm
J. van Schaik (PA1JVS)
Ik heb een paar fotootjes van mijn dippertje gemaakt. Alles is vrij compact
gebouwd, houdt vooral de aansluiting van spoel naar varco zo kort mogelijk. Mijn
dipper is bruikbaar van 3 Mhz tot ongeveer 300 Mhz. Ik gebruik een externe
voeding van 6,3V en 108V (met OB2 stabilisator buisje).
(foto's: Mans Veldman)
De varco komt uit een oude radio en heeft een standaard ingebouwde vertraging
waarmee er anderhalve omwenteling (540 graden) nodig is om van min. naar max. te
gaan. Dit maakt het maken van een eenvoudige schaal wat lastiger omdat er een
overlap is van een halve schaal. Ik was eerst wel van plan nog een
schaalverdeling te maken maar doe het nu anders; ik heb een spoeltje van twee
winding aan een stukje coax dat ik aansluit op een frequentieteller. Ik koppel
eerst sterk (dipper spoel dichtbij) met de te meten kring, als ik een dip heb
maak ik de koppeling minder sterk (dipper spoel verder weg) en regel eventueel
bij tot weer er weer een dip is. Daarna koppel ik de dipper met het spoeltje aan
de frequentieteller en lees de frequentie af. Deze manier van werken bevalt mij
zo goed dat ik een schaaltje niet meer mis. De varco was een 300 + 380 pF
exemplaar. Door het voorzichtig verwijderen van stator en rotor platen heb ik de
capaciteit van beide secties verlaagd en gelijkgetrokken. Het bereik bedraagt nu
10 t/m 150pF.
Mans Veldman
Hier ook een schema en instructies voor de bouw van een dipper: http://home.hetnet.nl/~ba8tian/dipper.htm
Maurice Hamm
Leuk om te laten zien dat er in radioland wel eens wat anders nodig is als de
soldeerbout of lakkwast om het een en ander in oude staat te herstellen. Ik
ondervind te laatste tijd veel dat een draaibank onmisbaar is bij het
vervaardigen van ontbrekende onderdelen en nou heb ik er gelukkig een tot mijn
beschikking, het betreft dan veelal sierdoppen en ringen van knoppen maar pas
ook die ringetjes en busjes van die Philips 401UB en ik kan zo nog wel
doorgaan. Van iemand net weer een spelende Grundig Drucktastenboy gekregen, het
is de Transistor-boy TE ook met vier D-buisjes dus een hybride toestel, hij
heeft 2 OC72 transistoren in balansschakeling met nog weer een extra eindtrafo
er achter aan geplakt. Van die gekregen radio ontbrak de messing ring aan de
grote ronde afstemknop.
Even de binnenkant, o.a. 4 buisjes, 2 transistoren 3
trafo's. |
Hierboven zit de gemaakte ring al aan de grote ronde
knop. |
Gelukkig had ik een voorbeeld van een dergelijke radio uit mijn collectie die
geen torren heeft (niet afgebeeld).
(foto's: Hans van Kampen)
Een geschikte plak messing op een stomp eveneens van messing gesoldeerd voor de
opname in de kop en de ring er uit gedraaid. Hier is hij gereed en moet alleen
nog worden (zoals de draaiers dat noemen) worden afgestoken.
Hans van Kampen
Van een oud stopcontact kun je
nog een handig hulpje maken. Ik vond de normale
krokodilklemmen of "hirschmann kleps" nooit zo handig als
massaklem bij het meten aan (in) metalen chassis. Meestal
schiet de massaklem net los als je met veel moeite de
meetpen op de te meten soldering hebt gekregen. Daarom dit
hulpmiddel, gemaakt van een van de contacten van een oud
stopcontact.
Werkt prima, blijft goed zitten...
(afbeeldingen: Peter Lameijn)
Peter Lameijn
Een megger (MegaOhm meter) is een isolatietester. Met een hoge spanning in
serie met een microampèremeter kan de isolatie worden gemeten. De traditionele
meggers hadden een handgenerator (dynamo met slinger), de moderne een
transistoromvormer die van een lage batterijspanning een hoge spanning maakt. De
megger kun je ook gebruiken elco's op lek te testen. Of dit de geëigende
methode is vind ik minder belangrijk. Ik krijg voldoende informatie om een
oordeel over de elco te kunnen vellen.
In principe is een megger zelf te maken. Het is alleen de vraag of je er de
moeite voor wilt doen. Het begin is een hoogspanningsgenerator, liefst in
stappen instelbaar tussen - pak 'm beet - 50 en 1.000 Volt gelijkspanning. Dan
een geijkte ohmmeter, die rekening houdt met de aangelegde spanning.
Ed van der Weele
Bij het werken aan een radiochassis is het handig te beschikken over een
motagewerkbank, zoals hieronder afgebeeld. Het chassis kan niet omvallen, van de
tafel vallen, en je kunt letterlijk er van alle kanten bij. Ook spaar je je rug.
Materiaalkosten waren rond de 25 euro.
(foto: Jan
Kootstra)
Voor degenen die hem zelf willen maken, hieronder de afmetingen:
- lengte : 60 cm;
- de twee buitenste driehoeken alle zijden : 60 cm;
- de twee bovenste driehoeken, bodem : 60 cm, hoogte (midden) : 20 cm;
- draaischijf, diameter : 28 cm.
Ik ben er wel achtergekomen dat je de bank niet te klein moet maken. Naar
mijn mening is de originele Philipswerkbank te klein.... De lengte die ik
aangehouden heb is 60 cm. Niet langer want dan wordt hij instabiel, hij begint
dan te wiebelen. Met deze lengte kan er een gemiddeld groot chassis in en kun je
er met de soldeerbout ook van de zijkanten zonder halsbreken bij.
Ook heb ik het draai-en-vastzetwiel groter dan op de foto laten uitvallen. De
kracht wordt blijkbaar beter verdeeld. Omdat er nogal wat gewicht en massa op
kan komen te staan, met een zwaar chassis, moet het draaiwiel aardig sterk zijn.
Eerst had ik ook zo een klein wiel als op de foto maar deze brak vrijvlot
doormidden.
Meer foto's zijn te zien op de site
van Jan Kootstra.
Jan Kootstra
Ik gebruik bovenstaande beugel nu nog maar net en ik ben er zeer tevreden mee.
Daarom dacht ik dat anderen er misschien ook wat aan zouden hebben. Misschien is
het een open deur voor je, maar voor mij was het een uitkomst. En het is
eigenlijk ook best wel simpel. Een soort 'Ei van Columbus'. Maar je moet er maar
opkomen. De truc is om vier hoekijzers te nemen, in mijn geval vier
boekenplanksteunen van de Gamma. Maatje 200 x 300 mm. De diagonale
tussenverbinding verwijder je, want die kan in de weg zitten.
Per tweetal verbind je de hoekijzers aan de korte kant met elkaar. Je kunt daar
het beste slotbouten van 6 mm bij 20 mm voor gebruiken. En je zet ze vast met
een borgring en een vleugelmoer, dat is handig om het ook weer uit elkaar te
halen.
In de lange kant moet je gaten boren voor de bouten die het chassis gaan
vasthouden. Het is stevig metaal dus je moet goede boren gebruiken, anders kom
je er niet zo makkelijk doorheen (is mijn ervaring). Bij een ander chassis moet
je weer een paar nieuwe gaten boren, het is niet universeel. Maar als je aan de
ene zijde per beugel een sleuf freest dan kan het bij meerdere chassis worden
gebruikt.
(foto's: Piet
Blaas)
Het handige is dat je het geheel steeds weer in een andere stand kunt zetten.
Precies in die stand die het handigste is op dat moment.
De bouten die het chassis zelf vastzetten (je kunt daar een apart stel bouten
voor gebruiken, of de originele die bij de radio zelf zaten) verbinden het
chassis met de beugel en daardoor is het chassis dus elektrisch verbonden met de
beugel. Oppassen dus bij U-toestellen. Maar ook in andere gevallen. Als je
provisorisch bezig bent met houtje-touwtje verbindingen moet je uitkijken dat er
geen sluiting via de beugel kan ontstaan.
Piet Blaas
Dit principe werd in de NSF-fabriek ook al
gebruikt.
Paul Brouwer
Onderstaand nog een ontwerp. Het is niet zo ingewikkeld. De beugels
zijn twee vierkanten van aluminiumprofiel, met versterkingen in de hoeken
om ze lekker stabiel te maken. Je kunt het chassis ondersteboven, op z'n
achterkant etc neerzetten om te werken en te meten.
De opstelling op de foto is wel wat bijzonder. Dit chassis is
"zwevend" in de beugels.
Op de foto zie je het chassis van een Philips 470U. Dit heeft
Philips niet op de bodem van de kast maar op de luidsprekerplank
bevestigd. Als je het chassis zo op je werktafel zet, staat het op een
paar onderdelen die uitsteken aan de onderkant. Met risico op
beschadiging.
|
(scan: Paul
Brouwer) |
(foto: Onno
Massar) |
De bevestigingspunten van het chassis die
normaal aan de luidsprekerplank zitten, heb ik aan de twee beugels
vastgemaakt. Omdat de bevestigingspunten niet in een rechthoek staan, had
ik een extra strip nodig. De volumepotmeter is met een schroefje vastgezet
en zo heb je een lekker stabiel geheel.
Onno Massar
Zelf heb ik ook een frame gemaakt. Er past met gemak een Philips 990X
chassis in en draait gemakkelijk rond. Ik heb er diverse strips bij
gemaakt met verschillende steekmaten, zodat elk chassis er wel in past. De
scharnierpunten heb ik gelagerd met teflon ringen en het geheel kan geborgd
worden met een borgpennetje (borgpennetje mist op foto).
|
Ik heb alle onderdelen uit RVS gemaakt en daarna gestraald om een mooie
afwerking te verkrijgen. Koste me twee dagen werk en € 2 aan materiaal. Zie
foto hieronder.
(foto: Chiel)
Chiel
(foto: Laurens)
Een klein montagebankje voor lichte toestellen. Ik kwam op dit idee omdat ik
niet makkelijk bij de onderkant van mijn DKE38 kwam, en dus iets nodig had om
hem in te hangen. Je kunt dit maken voor elk formaat radio, maar dan heb je meer
pootjes nodig.
Benodigdheden: een plaat piepschuim, een stukje verwarmingsdraad uit een
haardroger o.i.d., een dikke weerstand (10 ohm veel vermogen) en 4 schroeven
voor de pootjes.
Snijd een plaat uit de piepschuim die groter is dan het chassis. Teken dan op de
plaat af hoe groot het chassis van de radio is. Neem dat ietsje kleiner, zodat
het chassis erop kan steunen. Prik een gat in het piepschuim zodat je de
verwarmingsdraad er doorheen kan halen. Wikkel de uiteinden op twee spijkertjes
en klem daar, in serie met de dikke weerstand, de 12V "veel" ampère
spanningsbron op. Hiermee snijd je het gat voor het chassis uit.
Van het overschot aan piepschuim dat je net hebt uitgesneden, snijd je pootjes.
Lang genoeg zodat het grootste onderdeel van het chassis niet op de werkbank
komt te staan. Schroef die met vier scherpe schroeven op een strategisch gekozen
plaats vast zodat het bankje zo stevig mogelijk is. Meer pootjes is meer
stevigheid.
Dan ben je zo'n beetje klaar. Dit is het resultaat. Het is zo stevig genoeg voor
het zeer lichte chassis van een DKE, maar als je metalen chassis erin wil hangen
moet je meer pootjes en dikker piepschuim gebruiken.
Laurens
- Als net gestarte buizenradio liefhebber, wil ik een goede multimeter
aanschaffen. Meten is immers weten. Welke functies zijn handig/nodig bij het
testen en repareren van buizenradio's?
Mijn belangrijkste meter is een digitale multimeter die ik een paar jaar
geleden voor 100 gulden heb gekocht; vermoedelijk zal zo'n ding nu een euro of
vijftig kosten. Het is een Velleman
meter. Je kunt er gelijk- en wisselstroom- en spanning mee meten, en
weerstand tot 200 MOhm. Dat zijn volgens mij de belangrijkste functies (stroom nog
niet eens, zie verder) waarmee je vrijwel alle radio's weer aan de praat
krijgt.
Analoog of digitaal? Ik ben het er mee eens dat afregelen gemakkelijker gaat met
een wijzer omdat je het maximum of minimum er soepeler mee vindt. Echter de
volgende twee argumenten pleiten sterk voor digitaal:
- de ingangsweerstand is hoog, dus de belasting van de te meten kring veel
geringer. Let bij vergelijken op dat de ingangsweerstand van een analoge
meter per bereik verschilt. Mijn Velleman heeft een ingangsweerstand van 10M
op alle spanningbereiken. Een analoge meter met een gevoeligheid van bv.
25k/V, wat al een redelijk goede is al heb je ze ook van 50 k/V, heeft op
het 10V bereik een ingangsweerstand van slechts 10x25k = 250k!! In
buizenradio's komen circuits voor die met zo'n weerstand veel te zwaar
worden belast, bijvoorbeeld het avc-spanningscircuit.
- de meter kan niet door overspanning worden vernield. Als je een analoge
meter op 10V hebt ingesteld en per ongeluk 100 of 220V aansluit, gaat de
meter kapot.
Ik meet stroom vrijwel altijd indirect, d.w.z. door de spanning over een
bekende weerstand te meten. Bijvoorbeeld kathodestroom van een eindbuis: meet de
weerstand tussen kathode en aarde (met de radio uit uiteraard, deze is bv 250
Ohm) en meet dan de spanning op de katode in bedrijf. Die is bv 8V, dan is de
stroom 8V/250 Ohm = 32 mA. Met deze Velleman kun je nog allerlei andere leuke
dingen meten waar je verder weinig aan hebt, bijvoorbeeld frequentie tot 20kHz
en temperatuur (toch wel leuk om te kijken of je trafo niet te heet loopt). Je
kunt er ook condensators mee meten. Dit heb je echter voor fout zoeken in een
radio niet vaak nodig, omdat fouten door oude condensatoren niet komen van
capaciteitsafwijking maar van lek of kortsluiting.
Naar mijn mening kun je dus, als het je om een handig en snel meetinstrument
te doen is, het best een digitaal apparaat kopen maar let wel op de
ingangsweerstand, die moet 10M of meer zijn en niet 1M of 2M zoals bij de
tientjesdingen van de supermarkt. Naar mijn mening is zo'n veelzijdig
meetapparaat als ik heb die € 50 waard. Eventueel voor afregelen een analoog ding als tweede.
Nog een tip over de snoeren. Meters worden meestal geleverd met een rood
en een zwart snoer met daaraan een prikker, die ik altijd prikpen noem.
Waardeloos voor radiowerk! Je moet namelijk tijdens de meting de pen op z'n plek
houden en daarmee heb je je handen bezet. Vervang die prikpen dus door een
banaanstekker. Die kun je in de aardbus van een radio doen, of je kunt er een
meetklem (krokodillenbek) op schuiven waarmee je de draad aan een contact
kunt vastmaken.
Ik heb een setje prikpennen voor meten op moeilijke plekjes, maar let
op: die laatste twee centimeter die ongeïsoleerd zijn, zijn natuurlijk
levensgevaarlijk als je tussen andere componenten door moet om bij een
hoogspanningsdraad te komen. Dus isoleerband eromheen zodat alleen de laatste
millimeter blank is.
Gerard Tel
Het beste kun je zo simpel mogelijk beginnen. De meter moet wel de
basisfuncties hebben, maar een digitaal display, transistor tester,
scoopfunctie, tiptoetsbediening en weet ik veel wat ze nog meer voor gimmicks
erop hebben zitten tegenwoordig, heb je in het begin niet nodig. Hetzelfde geldt
eigenlijk ook voor een scoop, zelf heb ik er twee waarvan een voor de nostalgie (met
een stuk of 20 buizen erin). Ik gebruik de nieuwere niet vaak, meestal kun je
met de multimeter al een heel eind komen. Waar je wel op moet letten zijn de
meetsnoeren; zit hier gewoon een pinnetje aan of zit er ook een grijper bij? Zo'n
grijper kan erg handig zijn als je een handje te kort komt.
Wouter Nieuwlaat
Inderdaad is een eenvoudige maar degelijke multimeter de beste optie. Je moet
je indenken dat zo'n 40 jaar geleden de multimeters ook alleen maar de
basisfuncties volt, ohm en ampères hadden. Wel raad ik aan een multimeter te
kopen met analoge aflezing, een echte wijzer dus. Als er een capaciteits-meetfunctie/
condensatorchecker op zit is het helemaal o.k..
Marco
Voor multimeters gaat mijn voorkeur uit naar een eenvoudige meter, zonder al te
veel toeters en bellen, die je maar zelden gebruikt. Voor bijzondere metingen is
een daarvoor speciaal ontworpen meetinstrument vaak veel beter geschikt.
Een multi- of universeelmeter moet wissel- en gelijkspanning, gelijkstroom
(wisselstroom is meegenomen als het erop zit) en weerstand kunnen meten. Met een
in- of externe wisselspanningbron kunnen ze vaak ook nog capaciteit en
zelfinductie meten.
Omdat buizenschakelingen meestal hoogohmig zijn is een hoge inwendige weerstand
bij spanningsmeting belangrijk om de te meten schakeling niet te zwaar te
belasten. Dit wordt aangegeven met **kOhm/Volt; hoe hoger deze waarde hoe beter.
Ik zou kiezen voor minimaal 20 kOhm/Volt.
Digitale of analoge uitlezing? Digitale uitlezing is makkelijk en nauwkeurig, de
cijfertjes geven direct de informatie weer die je wilt weten. Maar als je iets
gaat afregelen en je moet een maximum of minimum instellen is een digitale meter
vaak te traag. Je bent het afstempunt al voorbij voordat de meter dat aangeeft.
Daarom gebruik ik in zo'n geval het liefst een analoge meter met een wijzer. Er zijn ook digitale meters waarbij men heeft getracht het
nadeel van de trage weergave op te vangen door een streepjesbalk weer te geven,
maar ook die balk is veel trager dan een wijzertje.
Om de gevoeligheid en de inwendige weerstand van de spanningsmeter op te voeren
zijn er meters met een ingebouwde "versterker": de FET-voltmeter. Deze
meters hebben een ingangsweerstand van enkele MegaOhms. Nóg beter om in
hoogohmige schakelingen te meten.
Een aantal goede meetklemmen is ook belangrijk. Naast een aantal
krokodillenbekjes, al dan niet geïsoleerd, zijn de Hirschmann KLEPS-30 (de
lange klemmen op de foto) erg handig. Voor het fijne werk gebruik ik het 2 mm
systeem van Hirschmann: de kleine lange klemmen, krokodillenbekjes en
prikpennen.
Ed van der Weele
Voor de beginner lijkt mij een meter die een elektronische ingang heeft
beter. Een meter met b.v. 20KOhm per volt werkt uitstekend, maar sluit je per
abuis een laag spanningsbereik aan op een (veel) te hoge spanning, dan is het
zeker bij de wat goedkopere meters exit. Het advies om met een hoge instelling
te beginnen en dan terug te draaien wordt wel eens vergeten. Bovendien vinden
niet alle meters het goed om omgeschakeld te worden tijdens meten. Een elektronische
meter heeft hiervan geen last. De ingangsweerstand is onafhankelijk van het
meetbereik en bedraagt doorgaans 10MOhm. Het maakt niet uit of het dan een
digitale of analoge meter betreft. Het voordeel van een dergelijke meter is
bovendien een kleinere meetfout, vooral indien kleine spanningen in hoogohmige
circuits gemeten moeten worden.
Henk Roovers
- Om een meetzender te verbinden aan een radio heb
je een kunstantenne (een condensator, welke parallel is geschakeld aan een
h.f. smoorspoel die in serie staat met een weerstand) nodig. Wat zijn de
waardes.
Zie onderstaande tekst uit een vooroorlogs boekje:
(scan: Hugo
Sneyers)
Hugo Sneyers
Als voorbeeld de documentatie van de Philips BX510A, bladzijde 12.
Nemen we even R42. Die staat als eerste in de vierde rij, bij x10 tot de 2e
macht. Wil je deze weerstand gaan meten dan plaats je de vijfpolige stekker in
het meetbereik van Ohm bij x10 tot de 2e macht (zie foto).
Je kunt nu direct op de meter de waarde aflezen. Die zou in de buurt van de 110
moeten zitten. Maar die waarde moet je natuurlijk wel nog even met 100 (10 tot
de 2e macht) vermenigvuldigen. Dan kom je uit op 11.000 Ohm.
Ze hebben het in de schema's de monteurs makkelijk willen maken door de directe
meetwaarden zoals je die op de meter afleest te vermelden.
En ze hebben geprobeerd de schaalverdeling zo makkelijk mogelijk afleesbaar te
maken. Dus slechts vier meetbereiken. Bij Ampéres of Volts lees je of de 500
schaal of de 200 schaal af, afhankelijk natuurlijk waar je vijfpolige stekker in
hebt geplaatst. Staat die in 50 Volt ~, dan moet je meetwaarden door 10 delen en
aflezen op de 500 schaal.
(foto's: Piet
Blaas)
Bij de stromen en spanningen moet je zelf ervoor zorgen dat de vijfpolige
stekker in het goede meetbereik staat. Voor de ECH42 bij de hexode als je Va
wilt meten in het 500 Volt bereik (gelijkspanning) en bij de triode in het 200
Volt bereik. Deze waarden zullen bij een moderne multimeter (of bij een
buisvoltmeter) wat hoger uitkomen.
De inwendige weerstand van dergelijke meetapparatuur ligt immers
veel hoger.
Piet Blaas
- Regelmatig zie ik bij verzamelaars zo'n soort
rubberen mat op de werkbank liggen met daarin vierkante gaten waar alle
onderdelen in liggen. Zijn deze te koop en waar?
- Je kunt hiervoor een zeer taaie kunstrubberen transportband gebruiken, 1
cm dik en circa 70 cm breed. Deze op lengte afsnijden. Zeer sterk en geen
stuiter effect. Goed schoon te houden. En zeer bestendig tegen snijwerk en
het (per ongeluk) laten vallen van de soldeerbout.
- Rubberen schoonloopmatten zijn meestal verkrijgbaar bij
tapijt/vloerbedekkingwinkel. Wel prijzig.
- Je kunt ze kopen (bestellen) bij J
van Schaik ; de mat kost daar € 25,00.
-
Bij Ikea. Leuke ronde matjes van een dun soort rubber en spot goedkoop.
Werkt uitstekend.
-
Het heet heel simpel een reparatiemat. En is o.a. ook verkrijgbaar bij http://www.elektronica-online.nl/content_details.php?id=7015
. Wat Blokker e.d. verkoopt is toch echt iets totaal anders.
Een nadeel van deze matten vind ik dat je werkstuk circa 2 cm hoger komt te
liggen waardoor de ideale tafelhoogte (als je die hebt ingesteld) wordt
veranderd. Tweede nadeel is dat niet alleen schroefjes en moertjes in de
gaten blijven liggen, maar ook afgeknipte draadjes, klodders soldeer, stof
en vuil. Ik heb vroeger zo'n mat gehad, maar omdat ik de nadelen groter vond
dan de voordelen heb ik hem na een jaar worstelen weer weggegooid.
-
Omdat ik ook regelmatig met computers in de weer ben, ligt op mijn werkbank
een zogenaamde antistatische mat. Samen met een polsband en even opletten
wat voor kleding je draagt, voorkomt zo'n mat onzichtbare sluipende schade
aan de gevoelige digitale apparatuur. Met name de kleding is het grote
gevaar bij het defect raken van ESD-gevoelige elektronica. (ESD = Electro
Static Discharge (elektro-statische ontlading)). Bijvoorbeeld: een
fleecetrui kan een elektrostatische lading hebben van 25.000 Volt. Voor buizenelektronica
is ESD totaal niet aan de orde. Als ik met buizenradio's bezig ben dient de
anti-statische mat alleen ter bescherming van de werktafel. Om kleine
onderdelen bijeen te houden gebruik ik alles wat daarvoor in aanmerking
komt: lege jampotjes, medicijnpotjes, kunststof bakjes van levensmiddelen en
wat je nog meer aan verpakkingsmateriaal vindt.
-
Je kunt drie types gebruiken. A. bij de bouwmarkt de rubber inloop matten,
ongeveer 1,5 cm hoog en flinke gaten, B. bij de bouwmarkt of autoshop,
rubber matten voor in de auto, deze zijn niet zo dik en C. bij de handel,
speciale antistatische matten kopen. Zelf gebruik ik de stoffen automatten.
Gewoon omdat ik dat fijner vind werken. De mat blijft goed liggen op de
tafel i.v.m. antislip. Onderdelen gebruik ik bakjes deksels en wat er maar
voor handen is.
-
Dit zijn de matten die je bij Nedis (groothandel) kunt bestellen. Via
webshops zoals www.elektronika-online.nl/
kun je ze daar laten bestellen. Ik vind ze handig omdat je vaak schroefjes
van apparaten enigszins kun positioneren. Verder beschadig je het apparaat
niet en dat is het sterkste voordeel. Nadeel kan zijn dat wanneer het
apparaat vier rubberen voetjes heeft, dat deze niet recht of stabiel staat.
- Bij Blokker of de automaterialen handel zijn bruikbare matten te koop.
- Nadeel van automatten is dat deze niet dik genoeg zijn en dat de gaten te
klein zijn. Dus let op voldoende dikte (3 tot 4 cm) met openingen van ca. 6
x 6 cm. De bedoeling van die matten was vroeger om de radio op zijn zijkant
te kunnen zetten, zonder de knoppen te beschadigen. Van anti-statische
eigenschappen was uiteraard geen sprake.
-
Ze hebben inderdaad wat gelijkenissen met b.v. deurmatten, maar deze matten
worden wel degelijk speciaal voor de elektroknutselaar (hobbymatig of professioneel)
gemaakt. Een deurmat heeft ook niet van die grote gaten. Dat is een beetje
lastig als je schroefjes uit zo'n rondje moet peuteren, dat is echt helemaal
niets.
- De matten waren indertijd te koop bij de Gamma en Blokker. Wellicht eens
proberen bij Gamma, Karwei of Blokker. Ze kostten indertijd € 9,95 euro.
Sander Leunissen, J. van Schaik, Toine Segers, Ed van der Weele,
Maurice Hamm, Kees van Dijke, Anton Tan, Siemon Spijk, Wolfgang Holtmann, Jan de
Wit, Thijs Bouma
- Ik heb de beschikking gekregen over een meetbrug van AVO. Zie foto:
(foto: Piet Blaas)
Het apparaat beschikt zelfs over de mogelijkheid om te testen of
condensatoren lek zijn (met testspanningen van 25 tot 450V). Toch is er een
knopje waarvan ik de werking niet kan doorgronden. Het gaat om het knopje
linksboven, met "% P.F." erbij.
Je krijgt de brug niet helemaal in balans als de te meten condensator of
spoel niet "ideaal" is, dat wil zeggen als de condensator of de spoel
eigenlijk niet alleen een condensator of een spoel is maar ook nog wat Ohmse
weerstand heeft.
Daarom heeft men dit % PF knopje bedacht, hiermee wordt in serie met de
ingebouwde meetcondensator waarmee de onbekende condensator of spoel wordt
vergeleken eveneens wat Ohmse weerstand aangebracht. Je brengt de brug dus eerst
op de normale wijze in balans, vervolgens probeer je de balans nog wat te
verbeteren met het % PF knopje. Zo nodig herhaal je dit.
Vervolgens kun je niet alleen de capaciteit aflezen, maar krijg je via het %
PF schaaltje ook nog inzicht in de Ohmse weerstand van de condensator of spoel.
Hoe groter de "power factor" hoe groter de Ohmse weerstand. Deze
weerstand wordt niet in ohm afgelezen, maar in verhouding tot de impedantie van
de condensator of spoel, vandaar de % aanduiding. Hoe hoger het percentage hoe
slechter de condensator. Mica, plastic, papier en de meeste keramische
condensatoren zijn verliesvrij, als het goed is. De % knop staat dan vrijwel op
nul, maximaal op een paar procent. Aluminium elco's hebben veel meer verlies,
denk aan 5 tot 30 %. Spoelen en transformatoren kunnen zeer veel tot zeer weinig
verlies hebben, is afhankelijk van de constructie.
Gewoon in de praktijk even uitproberen met wat nieuwe condensatoren, dan zie
je snel het verschil tussen elco's en andere soorten condensatoren.
Echte h.f. metingen kun je niet doen met 50 Hz, de meer subtiele verschillen
tussen gewone condensatoren en speciale h.f. condensatoren zijn met deze brug
niet goed meetbaar.
Bij spoelen kun je op deze manier ook achter de kwaliteit komen
(Q=kwaliteitsfactor) door op de aangegeven wijze een berekening te maken. Dit is
wel kwaliteitsfactor bij 50 Hz, dus voor h.f./ radio toepassingen van niet
zoveel waarde.
John Hupse
Schema's van Philips meetapparatuur, zoals de GM2883, de GM6005 e.d. kun je
hier http://bama.edebris.com/manuals/philips
vinden.
Matthias
Meijer
-
In hoeverre is een scoop handig bij herstellingen
van radio's? En in welke situaties is het een onmisbaar meetinstrument?
Een scoop is niet onmisbaar, maar wel heel erg handig om fouten op te sporen.
Een paar voorbeelden waarvoor ik de scoop bij een radio gebruik:
- Brom uit de luidspreker. Met de scoop kan je snel lokaliseren of de brom
uit de voeding of uit een ander deel van de radio komt.
- Vervorming van het geluid. Door met de scoop het signaal te volgen kan je
vaststellen waar de vervorming ontstaat.
- Gevoeligheid. Versterkt de hoog-, midden- of laagfrequent-versterker wel
(genoeg).
- Oscillator. Als de radio niet ontvangt zou het aan de oscillator kunnen
liggen. Met de scoop kan je direct zien of de oscillator werkt en als de
scoop voldoende bereik heeft zelfs ongeveer de frequentie van het
oscillatorsignaal bepalen.
- In de tijd dat ik nog niet beschikte over een hoogohmige voltmeter,
gebruikte ik de scoop ook om gelijkspanningen in hoogohmige schakelingen te
meten.
- Als je middenfrequent-versterkers goed wil afregelen moet je een scoop
gebruiken. Daarbij ook een wobbulator en een meetzender.
Met andere meetinstrumenten kun je ook een radio reanimeren, maar als je
eenmaal een scoop hebt zul je zien dat je hem regelmatig zult gebruiken. Je zult
je wel moeten verdiepen in de mogelijke toepassingen van een scoop, want als als
je niet weet wat voor plaatje je kunt verwachten zijn die groene kriebeltjes op
dat schermpje totaal nietszeggend. Ik zou hem in elk geval niet willen missen.
(foto: Ed
van der Weele)
De PM3200 heb ik vroeger voor mijn werk heel veel gebruikt. Een leuke scoop
zonder al teveel toeters en bellen. En lekker licht van gewicht. Het
frequentiebereik gaat tot 10 MHz, tijdbasis max 0,1 uSec/div. Maximale
ingangsspanning 400 Volt. Meetprobes moet je erbij hebben om nauwkeurig te
kunnen meten. Ik gebruik het meest de 1:10 probe. Als je een nieuwe probe moet
kopen moet je rekenen op minimaal 2 à 3 tientjes. Om prijzen te vergelijken kun
je eens kijken op Marktplaats.nl wat
daar wordt gevraagd voor scopes. Let bij aankoop wel op de kwaliteit van de
buis: geeft hij nog voldoende licht en is het beeld scherp.
Ed van der Weele
Ik kan het bovenstaande alleen maar beamen. Met een scoop meet je signalen
(of afwezigheid hiervan), spanningen, frequenties (bij benadering) en vervorming
in een keer. Dat zie ik met een (digitale) voltmeter alleen niet zitten. Vroeger
had ik enkel een analoge scoop, maar nou ook een digitale. Afhankelijk van wat
ik wil meten gebruik ik de ene of de andere. Ook bij het fout zoeken in digitale
schakelingen is een scoop onmisbaar.
Patrick Meersman
Ik zou buiten de eerder genoemde opmerkingen nog het volgende uit eigen ervaring
willen toevoegen: als je een scoop aanschaft, probeer dan het ding een eigen
vaste plek te geven bij de hobbytafel. Ik heb namelijk jaren een scoop in huis
gehad die ergens op een hoge plank stond opgeborgen. Als ik de scoop even snel
voor een meting had willen gebruiken kwam het er niet van, gewoon teveel werk:
scoop van de plank pakken, een plek zoeken om deze op te stellen, probe zoeken
en aansluiten.... Sinds een jaar of twee heb ik de scoop op een vaste plank
staan, hoef 'm enkel maar aan te zetten en de probe ligt er bovenop en het
geheel is direct gebruiksklaar. Voor een vaste opstelling is het misschien wel
gewenst dat de afmetingen niet al te groot zijn, een buizenscoop is meestal een
behoorlijk "diep" apparaat.
De laatste keer gebruikte ik mijn scoop om even snel een indruk te krijgen
van de conditie van een elco die een kathodeweerstand ontkoppelt. Gelijk
vervangen kan natuurlijk ook, maar het bleek niet nodig te zijn.
Henk van den Broek
Voor radio's gebruik ik de scoop vrij weinig, hooguit om het versterkervermogen
en frequentiebereik te bepalen. Voor TV's, videorecorders en grotere
versterkers, in combinatie met dummyloads is de scoop onmisbaar. Vaak gebruik ik
van de oscilloscoop de componententester. Voor het overige deel, ofwel 95% van
de gevallen kan ik ook goed uit met een of meerdere digitale multimeters.
Kees van Dijke
Een scoop is een meetinstrument dat grote waarde kan vertegenwoordigen,
vooral als je weet hoe je ermee om moet gaan. Dan staat op de documentatie's de
beelden weergeven die de scoop op bepaalde meetpunten moet aangeven. Dit vind je meestal terug in de tijd dat de televisie in opkomst kwam.
Persoonlijk heb ik in de oude documentatie van voor-oorlogse radio's nooit deze
voorbeelden van wat een scoop zou moeten weergeven kunnen terug vinden. Dus vind
ik het een meetinstrument voor apparatuur van na de 50-er jaren en niet
daarvoor. Persoonlijk heb ik een scoop maar gebruik hem zelden of nooit.
Digitale meters van heden ten dage, zoals Fluke 87 kunnen er ook wat van.
Philip van Apeldoorn
Voor TV reparaties is een scoop onmisbaar, bij radio's gebruik ik hem haast
nooit.
Wouter Nieuwlaat
Enkele sites waar informatie te vinden is over het gebruik van een scoop zijn
te vinden bij Fontys,
Radio Club Leuven
en The Electronics Club.
Maurice Hamm
- Signalen meten met een scoop.
Ik heb het dan over b.v. een gelijkspanning van 300V om te kijken of er
nog rimpel op zit. Ik veronderstel dat toch niet elke scoop hier tegen kan... Ik
heb thuis twee analoge scopen met buizen, maar ik weet niet hoe groot het
ingangssignaal mag zijn.
Je hebt hier meetprobes voor. In sommige probes zitten verzwakkers: b.v. 1:10 of
1:100... Bij een 1:10 probe is elke volt die de scoop meet in werkelijkheid 10
V.
Bij een 1:100 probe is elke volt die de scoop meet in werkelijkheid 100 V.
In bijna alle gevallen kun je bij de scope een 10:1 probe gebruiken. Deze deelt
het te meten signaal weliswaar door een factor 10, maar het bijkomende voordeel
is, dat de ingangscapaciteit lager is dan die van de scope ingang. En last but
not least, wordt de ingangsimpedantie meestal 10 M Ohm. Fijn dus om redelijk
hoogohmige schakelingen mee te onderzoeken. Verder wordt het bereik van de scope
aan de hoge kant groter. Heb je een gevoeligheid van max. 20 Volt per divisie,
kun je signalen en gelijkspanningen van maximaal ca 160 Volt bekijken. met een
10:1 probe in theorie (en ook in de praktijk) tot 1.600 Volt.
De meeste 10:1 probes zijn bedoeld voor een nominale spanning van pakweg 500 Volt. In mijn carrière als technicus heb ik bij
bijvoorbeeld het meten van
pulsspanningen in lijntrappen etc tot ca 1.600 Volt pp nooit een probe vernield
of defect gehad.
Inderdaad als je rimpelspanningen wilt meten, zet je de scope in de ac-stand en
draai je de gevoeligheidsschakelaar gewoon naar een gevoeliger bereik. Hoewel de
AC stand een zeer gemakkelijke stand lijkt om bijna altijd een plaatje op de
scoop te krijgen, houd je voor jezelf wel veel informatie over het signaal
achter, n.l. de gelijkstroomcomponent. Zou je bij een buis bijv een vervormd
signaal meten op het rooster, dan zou je in de gelijkstroomstand meteen zien hoe de
gelijkstroominstelling van dat rooster is.
Auke Kieffer, Henk Roovers
Als je een rimpel op een gelijkspanningsvoeding wilt meten dan moet je je scoop
op AC zetten. Dan kun je namelijk veel gevoeliger meten. Op de stand AC komt er
een condensator met je meetsignaal in serie te staan welke de DC tegenhoudt en de
AC component (je rimpel dus) doorlaat. Stel dat je 0,5Vtt rimpel hebt dat zou je
deze nooit terugvinden als je de volle 300V als gelijkspanning in beeld zou
moeten brengen. Als je je scoop dan op 0,1V/Div AC zet, dan beslaat je signaal
al 5 hokjes. Dan kun je zeer nauwkeurig je rimpel meten. Maar deze meetmethode
is ook voor andere signalen zeer gebruikelijk om toe te passen. Je moet wel even
opletten wat de scoop aan maximale ingangsspanning mag hebben. Die condensator
heeft namelijk ook een maximale werkspanning.
Roland
De 10:1 probe is een verfijnde spanningsdeler, die met de ingebouwde
weerstand en de inwendige weerstand van de scope een spanningsdeler 10:1 vormt.
Dat gaat echter niet zomaar, er wordt voor wisselspanning ook nog
frequentiecompensatie toegepast, om ook hogere frequenties te kunnen meten. Deze
compensatie kan op de probe nog worden nageregeld.
Een goede probe van een gerenommeerd merk kan wel € 50 kosten of zelfs meer.
De probe is bij de meeste elektronica speciaal zaken wel te koop.
Henk Roovers, Auke Kieffer
Ik gebruik hiervoor de Philips PM8926/59 probe. En ik kan deze sterk
aanbevelen. Sommige goedkope probes geven na een tijdje een onderbreking in de
signaaldraad. Het hangt er natuurlijk vanaf hoe intensief je ze wil gebruiken (zie ook
de site van Oatley
Electronics).
Paul Liekens
Ik weet niet wat de maximale ingangsspanning mag zijn voor mijn scoop.
De ingangsspanning is redelijk eenvoudig in te schatten, namelijk de hoogste
verzwakkerstand maal het aantal verticale divisies. Kun je bijvoorbeeld
instellen op max 20V/div, dan kun je met een gerust hart bij 8 divisies 8x20=
160 volt aansluiten (op alle bereiken), bij 50v/div, 8x50=400 volt. Omdat een
scopefabrikant ook wel weet wat er met de ingangen kan gebeuren, zal hij zeker
een factor twee veiligheid hebben ingebouwd. Het zal er op neerkomen dat de
ingangverzwakker 500 volt wel zal weerstaan.
Henk Roovers
Een oscilloscoop is inderdaad bijzonder handig en ook veelzijdig. Je kunt
hiermee een wisselspanning volgen door de gehele schakeling en bijvoorbeeld de
plaats lokaliseren waar er vervorming optreedt. Of de plaats opsporen waar de
versterking het af laat weten. De scoop is ook bruikbaar om gelijkspanning te
meten, maar de waarde is veel lastiger af te lezen dan van een universeelmeter.
En naar mate je de scoop vaker gebruikt ontdek je nog meer toepassingen.
Ook bij digitale scoops, zoals de gecombineerde multimeter/scoop, heb ik mijn
scepsis. Door het type display is ook de scoop van zo'n combinatie trager dan
zijn analoge broertje met een gewone kathodestraalbuis.
Ed van der Weele
Er zijn globaal twee soorten metingen die je tegenwoordig kunt doen, en wel
met diverse elektronische meetapparatuur, computer, spectrum analyzers etc. Deze
zijn dus echt objectief. Ook niet onbelangrijke is de tweede meetmethode en wel
het menselijke gehoor. Een geluidset behoort gewoonweg goed te klinken, of er nu
een buizenversterker of transistor versterker tussenzit maakt niks uit, zelfs
niet als het om een PA setje gaat van 4x 900 Watt RMS met diverse digitale
processors ertussen. Het gaat mij om de uiteindelijke weergave kwaliteit.
Kees van Dijke
Bij het zelf bouwen van een (buizen-)versterker is een spectrumanalyser een
zeer handig hulpmiddel. De onderstaande is een analyser die je op de PC aan kunt
sluiten. Deze is echt super nauwkeurig. Het is tevens een 50MHz dubbelstraals
scoop. Je kunt gewoon de frequentiebereiken instellen. De bereiken zijn dan ook
nog weer uit te vergroten waarbij je er doorheen kunt scrollen. Bovendien kun je
met de markers (stippellijntjes) heel nauwkeurig een frequentie eruit pikken.
Bijvoorbeeld een 19KHz piloottoon.
Hieronder een bodeplot van een hybride proto/experimenteer
printje.
(foto's: Ronald Huisman)
Ik vind de analyser echt heel erg handig op mijn pc omdat je dan ook plaatjes
en zo op kunt slaan. De scoop functie laat ik liever aan mijn Tek scoop over.
Dat vind ik gewoon net even prettiger instellen. Maar misschien is dat wel
gewenning.
Roland Huisman
Ik gebruik "Sia Smaart Live 5" omdat ik momenteel voor het
merendeel geluid meet van luidsprekers en ruimtes. Maar voor het meten van
versterkers en equalizers is dit programma ook geschikt. Momenteel gebruik ik
een 16 bits 48 KHz USB geluidskaart wat de metingen beperkt tot 22 KHz, maar met
twee betere geluidskaarten (Half duplex, 192 KHz) kun je tot 88 KHz meten.
Hieronder enkele plotjes. Helaas staan daar (nog) geen serieuze
buizenversterkers tussen.
Mijn oude Sansui G6000 receiver waar ik nog steeds erg tevreden over ben.
Een kleine buizenversterker zonder tegenkopppeling met Philips radio
onderdelen, zoals de EABC80 en EL84 en de kleine Philips uitgangstrafo.
(foto's: Kees
van Dijke)
Hier zie je de invloed van spanning-tegenkoppeling over de complete
versterker. Deze tegenkoppeling wordt via een weerstand naar massa naar de
volume regelaar gevoerd en de spanning-tegenkoppeling neemt af bij hoge
geluidssterktes. Resonantie frequenties van goede uitgangstrafo's liggen vaak
boven de 100.000 Hz en meet ik dus met de hand op.
Kees van Dijke
Ik maakte die dingen altijd zelf van de huls van een oude (BIC) balpen. Met
een aansteker verwarmen tot het zacht wordt, en dan op de (zeskantige) kop van
een toltrimmer drukken. Even wachten tot het plastic weer hard wordt, en je hebt
een trimsleutel. Uiteraard is een echte mooier en misschien ook duurzamer.
Otto
Tuil
Om piepjes en fluitjes te lokaliseren kun je prima gebruik maken van een
halve meter plastic tuinslang. Ene kant aan je oor met met het andere uiteinde
kun je precies lokaliseren waar een piepje of rateltje vandaan komt. Let er wel
op dat je geen slang met koolstofvezel gebruikt daar deze elektrisch geleidend
is en een paar KV aan je oren is niet prettig.
René
Engels
-
Ik wil een variac aanschaffen om radio's op te
starten die al langere tijd niet gespeeld hebben. Nu valt mij op dat deze in
verschillende uitvoeringen te verkrijgen zijn. Welke zou voor het opstarten
van een radio voldoende zijn en hoe groot moet de tussenliggende tijd zijn
voor het opdraaien van de spanning.
Een variac met een vermogen rond de 400 Watt is vaak voldoende voor oudere
radio's. Dus dat betekent een variac die 2 Amp kan hebben. Belangrijk is ook dat
je een scheidingstrafo aanschaft. Er zijn radiotoestellen die "rechtstreeks"
aan het net hangen. Bij Philips de z.g. U-toestellen. Deze zijn zonder
voedingstrafo gebouwd en worden rechtstreeks gevoed vanuit het net en dat
betekent dus dat de metaaldelen onder netspanning staan. Een gevaarlijke
situatie dus. Je zou aanmoeten schaffen een variac van 2 amp (overigens zeer
goedkoop nieuw aan te schaffen, prijs rond de € 45,-) en een scheidingstrafo.
Dan kun je veilig aan het "werk".
Scheidingstrafo's ook nieuw te koop bij b.v. ARP in Tilburg.
Toine Segers
Er zijn ook variacs die netgescheiden zijn. De meeste variacs zijn in de
regel...van het regel autotrafo type (niet gescheiden wikkeling) en die kun je
het best combineren met een scheidingstrafo (veiligheid). Variacs zijn of
inbouw- of anders tafelmodellen. Inbouw zijn goedkoper (er moet immers nog een
kast omheen en een stopcontact bevestigd worden eventueel schakelaar). De
tafel/lab modellen zijn wat prijziger.
Soms wil het wel eens dat wanneer een variac en/of de scheidingstrafo in het
net wordt geprikt of in werking wordt gesteld dat de zekering doorslaat in de
meterkast. Dit vindt meestal de oorzaak in de hoge inschakelstroom. Dit probleem
is op eigen risico aan te passen door de snelle/flinke zekering of losse
automaat in de meterkast te vervangen door een smeltzekering met gelijke waarde
maar dan traag slow.
Tip: een scheidingstrafo kun je zelf maken door twee geheel identieke trafo's
gespiegeld op elkaar aan te sluiten (er is wel een klein te verwaarlozen verlies
aan spanning). Voorwaarde is dat ze genoeg vermogen hebben (VA) en beiden een
220-230 V~ wikkeling hebben.
Sander
Leunissen
Onderstaand een schema van de Philips Variac
2422 529 00005 (bron: Philips Pocketbook 1974).
(afbeeelding: Matthias Meijer)
Onderstaand een foto. Er zitten origineel twee
bananenbussen op.
(afbeelding: Jac Janssen)
Het is een fijn exemplaar, want hij is
netgescheiden en kan maar liefst 3A leveren. Van deze variac zijn er veel
uitvoeringen geweest. Het exemplaar op bovenstaande foto is een wat oudere.
Exact hetzelfde nummer is later verschenen met een wat moderner meetinstrument
erin. Ik heb wel een folder/boekje, zie onderstaande afbeelding.
(afbeelding: Jac Janssen)
Het bijbehorende
aansluitschema zou als volgt moeten zijn:
|
Aangezien er
nergens een andere aansluiting of gat of kabel-doorvoer is, zouden de 2
bananenbussen best origineel kunnen zijn. De bekende Philips zeskantige
variacs hebben bijna allemaal 2 banaan-aansluitingen bovenop.
In een lab-omgeving is het erg
gebruikelijk om met (meet)snoeren te werken met banaanstekers, dus
onlogisch is het niet. Vaak zijn ze ook wel op de goede pin-afstand
geplaatst dat er een gewone netsteker in kan.
Er zijn ook diverse aansluitingen
geweest. Zo bestaat er ook een (auto)trafo, die 220V omzet in 2x 110V. In
praktijk is het een enkele wikkeling met een middenaftakking. De
110V-aansluitingen zien er daarbij als volgt uit (aan de andere kant zit
een identieke als aan deze kant; zie foto hieronder).
|
(afbeelding: Jac Janssen)
Origineel van Philips, maar duidelijk gebruik
gemaakt van standaard-behuizingsonderdelen uit de variac-serie.
Jac Janssen
Een variac is in principe een toestel voor
gebruik in een laboratorium. Het is helemaal niet zeker wat er op aangesloten
wordt. Vaak worden testopstellingen gewoon aangesloten met twee losse
banaanstekersnoeren. De variacs waren meestal ook in meerdere uitvoeringen te
koop en hadden dan een ander streepnummer. Zo zijn er ook met een normale
wandcontactdoos en met alleen een kabelaansluiting. De bussen zijn van voor de
tijd van de veilige banaanstekers en bussen, dus die exemplaren die geheel geïsoleerd
zijn en dus aanraakveilig. De uitgang is netgescheiden, waardoor gevaarlijke
situaties, zoals vroeger met de platte netstekertjes en dito contra's alsmede de
antieke driewegstekker, niet meer voorkomt. Het is natuurlijk immer mogelijk dat
de variac gewoon door iemand is voorzien van deze busjes. Een oude verkoopfolder
zou daarover uitsluitsel kunnen geven.
Henk Roovers
Ik kwam ze ook in leslokalen tegen als dimmer,
maar dan ingebouwd . Ook vond ik een exemplaar (ander merk) met min of meer
zelfde
kast en banane-bussen en met één wikkeling. Voor de veiligheid ging men er dan
blijkbaar vanuit dat de gebruiker wist wat hij deed.
Dit exemplaar is voor een specifiek doel opgebouwd, met een motortje, en verre
van "origineel".
(afbeelding: Huub S.)
Huub S.
Zelfs een motor is niet vreemd. Zo waren er ook uitvoeringen met
drie variacs op één as, om bijvoorbeeld driefasenspanning te regelen.
Motorsturing kwam ook voor. De motor kon via een automaat aangestuurd worden om
bijvoorbeeld de uitgangsspanning constant te houden, of juist om deze te regelen
vanaf een bedienigsdesk. Mogelijkheden te over.
Henk Roovers
Zie ook in Tips & Trucs onder "netspanning".
Onder een tekening van Philips waarop te zien is hoe een ideale werkplaats er
uit zou moeten zien. En hoe zien nu de werkplaatsen (werkplekjes) van de
Forumbezoekers er uit. Onderstaand een aantal foto's. Doe er je voordeel mee.
(scan:Francesco)
Echter uiteindelijk zit de reparatiekennis in het hoofd
van de reparateur. Dus die moet ook onder primitieve omstandigheden
kunnen repareren.
Vroeger moest ik als tv-monteur bij het tv-service
verlenen bij klanten thuis eerst allerlei bloemenvaasjes en
familiefoto's verwijderen en dan een acceptabel reparatiehoekje creëren.
En dan ook nog zorgen dat de soldeerbout geen schroeiplekken in de
vloerbedekking veroorzaakte. Anders kreeg je met de vrouw of de heer des
huizes aan de stok.
In het archief vond ik nog een voorbeeldfoto van
Philips voor het inrichten van een radioreparatie-werkplaats. Dus als er
mensen op de oude nostalgische toer willen dan is deze foto van belang.
Wim Stuiver
Zo heb ik nog een grote poster voor in de werkplaats:
Nico
Nou, ik heb wat meer ruimte gelukkig... Alleen wat betreft orde en netheid
verdient het niet de schoonheidsprijs, maar ja.
Wat dat betreft heb ik bewondering voor diegenen, die het geheel netjes
opgeruimd houden.
Aan de andere kant, rommelig heeft ook zo zijn charmes; je kunt zien,
dat er geleefd ( lees gehobbyd) wordt.
Alco Bouwense
|
|
(foto: Alec Bouwse)
Ik kan nu ook niet achterblijven.
En altijd teveel spullen en ruimte tekort maar ja.
Sander
Leunissen
|
|
(foto: Sander Leunissen)
|
Links een blik op mijn hoekje in de garage...
En hier komt de voeding binnen, lekker op z'n jaren '50,
met zekeringen voor elke kring en een aparte aardwachter...en natuurlijk
een mooie meter uit 1941 van onze Belgische trots A.C.E.C, Aterliers de
Constructions Electriques à Charerloi...hebben indertijd mooie radio's
en TV's gebouwd
Francesco
|
(foto's: Francesco)
Sommigen hebben tenminste nog een werkplek om
hun radiohobby uit te oefenen. Net zoals al de forumlezers die een foto
van hun bijna professionele atelier compleet met testapparatuur hebben
ingezonden. Het is om een klein beetje jaloers op te worden.
Maar ach, ik red me wel met mijn plekje (wat ik ook vaak nog met een
ander moet delen...................).
Maar ondanks mijn beperkte werkruimte beleef ik nog elke dag ontzettend
veel plezier aan de radiohobby.
Hans Op den Camp
|
|
(foto: Hans Op den Camp)
|
Ik ken dat probleem
ook. Ik haal meestal voor
de kleine reparaties mijn toestellen gewoon uit elkaar op de keukentafel
of op mijn bureau.
Op dit moment is het een enorme zooi.
Jarno |
(foto: Jarno)
Mijn werkplaats is nogal "low profile".
Een beschrijving is op m'n site
Gerard's Radio Corner te vinden.
Zie: Gerard's
Radio Werkplaats
Gerard Tel |
|
(foto: Gerard Tel)
Deze foto komt uit het Financiël Dagblad, helaas niet zo'n beste
kwaliteit.
MGGM staat voor Maarten Gudde's Gelijkstroom Museum.
Bijna alle toestellen zijn gelijkstroomuitvoeringen.
Helaas is niet alles zichtbaar van de werkplaats.
Maarten Gudde
|
|
(scan: Maarten Gudde)
Dit is mijn plekje.
Het is nog steeds een beetje zoeken naar een juiste opstelling. Het
ziet er nu al weer iets anders uit. Maar ja, ik ben ook steeds met andere
dingen bezig, dus het zal altijd wel wat schuiven blijven.
Piet Blaas
|
|
(foto: Piet Blaas)
|
Hierbij een foto van mijn werkplaats, geïnspireerd
door de Philips folders uit de 30er jaren.
Wat er nog bij moet is een luidspreker met Philips-logo,en een
buizenrekje.
Theo Okkinga |
(foto: Theo Okkinga)
Om jaloers op te worden, die bovenstaande
werkplaat. Wat netjes en mooi.
Veel meetapparaten heb ik niet en wat ik heb is erg klein.
Dit is mijn varkensstalletje.
Ben Dijkman
|
|
(foto: Ben Dijkman)
(afbeelding: John Hupse) |
De plek waar ik radio's en grammofoons herstel is wat
minder professioneel ingericht dan die van sommige andere forumleden. Ik
werk namelijk meestal aan de eettafel (waar ik wel eerst een oude krant
op leg). Schoonmaken van kasten en chassis, schuren en spuiten doe ik in
de tuin, bij slecht weer soms op zolder.
Op dit
moment ben ik bezig met het wikkelen van een spoel voor een Garrard
toonkop.
Op het blik ligt mijn soldeerbout (een Zeva uit de
jaren '70). Daarvoor staat een verstelbare halogeen handlamp van het
merk Lumiance. De loep is Japans en komt uit een oud faxapparaat. De
wikkelmachine is zelfbouw, en gemaakt van beukenhout. In het kartonnen
doosje rechts bevinden zich de accessoires zoals een paar houten wiggen
om spoeltjes van verschillende diameters vast te kunnen zetten.
Documentatie is binnen handbereik: mijn PC is dicht in
de buurt permanent opgesteld.
Het spoeltje dat op de foto is te zien is net getest
en al in de grammofoonkop gemonteerd.
Vrij vaak haal ik een of meerdere meetapparaten van
zolder. Zo heb ik deze week nog een paar oude buizen getest met de Etra
lampenmeter. Beetje bejaard ding, maar het werkt allemaal nog goed en je
kan er vrijwel elke voor-oorlogse buis direct mee testen.
John Hupse |
|
Links een foto van de
werkplaats destijds in Museum "Radiowereld"
te Diever.
Op deze plek zijn
honderden restauratieprojecten op
radiogebied voltooid.
De werkplaats is een heilig plekje voor de
radio-restaurateur die er veel urenaangenaam
verpoost.
Wim Stuiver (ook
afbeelding) |
Hieronder even een blik op/in mijn
werkplaats. Hoewel het om de hobby gaat, is er al
heel wat onder hoogspanning gewerkt.
(afb.: Piet van der
Pol)
|
Hier mijn werkhok. Is
intussen al weer wat voller geraakt.
Het bureau is nog een
originele Philips uit 19 nog wat. Is een
eiken fineer geval met kunststof werkblad.
Ideaal, is stroef en geeft geen krassen.
Gaat alweer zo'n 35 jaar mee, toen ik hem
kocht was hij door Philips afgeschreven.
Ik heb geen foto's meer
van mijn eerste werkplek, maar dat was echt
een bij elkaar geraapt zoo..je. Door de tijd
heen evalueert zo'n werkplek en ondervind je
zelf het beste waar alles moet staan. Hangt
natuurlijk ook van de €'s af.
Wim Sanders (ook
afbeelding)
|
Terug naar de inhoudsopgave
(05-04-2010
)