Nederlands Forum over Oude Radio´s
Onafhankelijk medium voor liefhebbers en verzamelaars van oude radio´s en gerelateerde zaken


 

 

Antenne / Aarde


Overzicht

 

 

 


Behalve de impedantie transformatie met een factor 4 moet je ook nog van asymmetrisch (75 Ohm) naar symmetrisch (300 Ohm lintkabel). Wat je nodig hebt noemt men ook wel een "balun" (van balanced naar unbalanced en vice versa). Meestal worden deze gewikkeld op een varkensneusje waarbij de twee wikkeling uit drie getwiste (lage capaciteit) draden bestaan. Twee draden voor de 300 Ohm zijde met middenaansluiting en één draad voor de 75 Ohm zijde. Het kerntje is het al genoemde "varkensneusje" (afmetingen ongeveer 14x14x7 mm), door elk neusgat worden twee wikkelingen gelegd, bi-filair, 2 x 0,25 mm draad. 

Deze "splitter" is een impedantie-aanpassing die van het binnenkomende CAI-signaal over 75 Ohm coax een symmetrisch 300 Ohm signaal maakt voor de FM en een asymmetrisch signaal voor de lange- en middengolf. Deze splitters stammen uit de zestiger- en zeventigerjaren toen in woonwijken en op flatgebouwen een zogenoemde Gemeenschappelijke Antenne-Installatie (GAI) gebruikelijk was. Deze installaties waren veel simpeler uitgevoerd dan de huidige kabel-tv-systemen (CAI). Ergens in de wijk stond een paal van een paar meter hoog met daarop een paar Tv-antennes, een FM-dipool en een verticale spriet voor de middengolf. Alle door "deze paal" ontvangen signalen werden versterkt via een coaxkabel naar de woningen gestuurd. De kabel-tv werkt heel anders omdat veel meer zenders worden doorgegeven. Op het kopstation wordt elke door te geven zender (veel zenders komen per satelliet binnen) afzonderlijk versterkt en op een ingestelde frequentie via het kabelnet heruitgezonden. De heruitgezonden zender heeft een andere frequentie dan de frequentie waarop het kopstation de zender ontvangt. De zenders die je ontvangt op een radio die niet is aangesloten op de kabel zullen daardoor op een andere frequentie te vinden zijn dan een radio die wél gebruik maakt van de kabel. Het kabelnet geeft niet de middengolfzenders door. De middengolf zal daarom ook vrijwel stil zijn als je de radio op het kabelnet aansluit.

Als de aangesloten radio op de FM-band niet alle zenders die door het kabelnet worden doorgegeven ontvangt (kijk voor de frequenties van de zenders naar de informatie die de kabelboer verstrekt) is er óf iets mis met de kabelaansluiting, óf met de radio. De coaxkabel kan - zonder splitter - worden aangesloten op 1 van de bussen van de 300 Ohm FM-ingang plus de aardeaansluiting. Daarbij wordt de kern van de kabel in één van de bussen van de FM-antenneaansluiting gestoken en de afscherming in de aardebus. Of via een splitter waarbij de symmetrische 300 Ohm aansluiting in beide FM-bussen wordt gestoken. In beide gevallen moet de radio alle door het kabelnet aangeboden zenders ongestoord weergeven. Voor de lange-, midden- en kortegolf moet de ingebouwde ferroceptor of een afzonderlijke draadantenne worden gebruikt.

Het is niet moeilijk om zelf te maken en schema is eenvoudig. Probleem is echter om het goed te krijgen zonder meet apparatuur. Je hebt in feite niet meer nodig dan een kern die, daar heb je het al, goed moet zijn voor een breed frequentie gebied. Van 40 MHz tot 900MHz. Als je die kern hebt moet je parasitaire capaciteit en parasitaire resonanties vermijden. Hoe doe je dat zonder meetapparatuur. In feite is het slechts een trafo met aan de ene kant enkele wikkelingen en aan de andere kant met twee maal meer wikkelingen. De zijde met laag aantal wikkelingen is de 75 ohm en de zijde met twee maal meer wikkelingen is de 300 ohm zijde.

Ik raad aan om deze niet zelf te maken, maar er een uit een oude TV te slopen. Of ga anders op zoek bij een TV reparateur.   

Mans Veldman, John Hupse, H.Tan, Ed v.d. Weele 

Een ander ideetje om aan zo'n spoeltje te komen is een bezoek brengen aan een bedrijf dat tv-antennes /antennemasten plaatst of verkoopt. In de antennes die hier gebruikt worden zit een impedantie-aanpassing van 300 ohm (herkenbaar aan twee "schroeflippen") naar 75 ohm (herkenbaar aan de coax-verbinding), die jij omgekeerd kunt gebruiken. Deze worden doorgaans gewoon los verkocht, vroeger voor een gulden of drie, dus nu waarschijnlijk voor een euro of drie.  

Mark Schoenmakers 

Een aanpassing kun je ook verkrijgen met een extra coax-lus. De lengte is echter frequentieafhankelijk. Een voorbeeld voor 50 Ohm coax staat op deze link. Het principe is voor 75 Ohm coax gelijk.  

Henk Roovers


Her en der op het net staan artikelen over de zogenaamde "aardantennes". Sommige schrijvers beweren dat je hiermee betere en wonderbaarlijke ontvangstresultaten kunt boeken. Nochtans lijkt het contradictisch dat met een aarding via de antenne-ingang betere resultaten te boeken zouden zijn dan met een hooggeplaatste AM antenne.
Welnu, ik heb de proef op de som genomen. Vele theoretische discussies zijn soms in één klap van tafel te vegen met een goed experiment. 

Daar ik veel luister op kortegolf en vooral probeer te DX'en , gebruik ik doorgaans een inverted V-antenna van 2 x 20 meter onder een hoek van 45°. Voor het ontvangen van DX-signalen op de 80-,40-,20-,10-meterband boek ik daar goede resultaten mee. Gebruikt toestel is een YAESU FRG-100 50Khz tot 30.000 kHz ontvanger. Onlangs heb ik een 2-meter lange gegalvaniseerde buis in de grond geslagen en deze netjes verbonden met een RGU-58 coax. De kern van de coax aan de 600 Ohm ingang van de receiver en de mantel aan de massa van het toestel. Welnu, ik kan zeggen dat de ontvangst in principe niet slechter was. Doch de resultaten waren ook niet beter; laat staan zeker niet 'wonderbaarlijk'. Sommige schrijvers beweren dat zo'n systeem een tijdje moet 'rotten' in de aarde en dat er dan signalen van de andere kant van de bol naar je toe komen... nu, ik wacht af. In ieder geval komen de commerciële stations goed binnen, behalve Radio 10 Gold, die even zwak te ontvangen was als met de longwire antenne. Misschien een ideaal systeem voor de mensen die geen draadantennes kunnen spannen thuis, maar m.i. geen wonderbaarlijk systeem.
 
Steve 

Een "aardantenne" is goed te vergelijken met een "V" antenne. Het belangrijkste verschil is dat de aardantenne in de grond is ingegraven of net iets boven de grond loopt. Dus twee draden waarvan een in de richting van de zender loopt, de andere in tegengestelde richting. Of een z.g. Beverage antenne die uit een draad bestaat die in de richting van de zender loopt. Een aardpen die is aangesloten op een 600 ohm ingang is volgens mij een gewone "aarde", geen "aardantenne". Werkt wel, maar het gaat beter als je ook nog een gewone "luchtantenne" aansluit.   

John Hupse 

Ik heb ook een aardpen van twee meter in de grond zitten. Aansluiting op de antenne bus heeft niet veel zin. Ik heb hem aangesloten op de massa aansluiting van een radio en dan merk je, vooral 's avonds, als de lucht beter "weerspiegelt" en er veel meer zenders zijn, dat er minder ruis is. Echt heel veel meer zenders heb je dus niet, maar vooral de storing is dus minder.  

Erwin 

Het valt mij op dat er zo weinig bekend is met het fenomeen aarde. Als je zoals beschreven is een buis van een paar meter de grond in slaat dat je dan aarde hebt. Niets daarvan, want je moet namelijk de aardweerstand gaan meten en dan blijkt in de praktijk dat na twee of drie meter de weerstand gemiddeld 30 Ohm is, terwijl een goede aarde maximaal 1,5 Ohm is of op zijn slechtst 2,5 Ohm. Dan praat ik over een aardpen van tussen de 18- tot 30 meter. Als je werkelijk zo'n aarde hebt krijg je heel andere zenders te horen dan nu het geval is. Als je bedenkt dat een aardpen van 3 meter klasse A plusminus € 36,- kost dan kun je wel uit rekenen wat een goede aarde kost. Je moet het een keer uitgeven en dan heb je er jaren plezier van.
 
J van de Vijver 

Over de lengte van een aardelektrode bestaan ook nog al wat misverstanden. Ik zit hier op de zandgrond en heb bij drie meter een verspreidingsweerstand van ca. 40 Ohm. Slechts een paar kilometer verder is veen en daar kom je bij die lengte op 2,5 Ohm.
 
Jaap Waldman 

In de buurt van Den Bosch sla ik wekelijks aardpinnen. Een aardpin van ca 8 meter en je zit rond de 1 ohm. Het ligt namelijk gewoon aan de soort grond en de hoogte van het grondwater. Dit is dus bij iedereen anders. Vraag het na bij een installateur in de buurt. Die zal ook vast wel aardpinnen slaan en weet wel hoe diep je moet zitten.  

Rob Kroon


Over antenne en aarde staat het een en ander in het boekje van Corver, vooral in de latere drukken van "Het draadloos amateur-station" wordt hier de nodige aandacht aan besteed. Zijn gegevens gelden uiteraard voor de lange golf en voor ontvangers met geen of relatief weinig versterking, zoals kristalontvangers en triode ontvangers.

Volgens Corver kan men volstaan met een verbinding aan een tot in het grondwater reikende pompbuis, gas- of waterleidingbuis (die waren toen van koper, lood of ijzer). Een andere mogelijkheid is het ingraven van een gegalvaniseerde plaat of kippengaas. Een derde mogelijkheid wordt gevormd door een "tegencapaciteit" die bestaat uit draden of gaas die geïsoleerd boven de grond zijn gespannen. De "uitgestrektheid dient ongeveer dezelfde te zijn als die van de antenne". Een zogenaamde "V" antenne is een variant op dit principe.

Een antenne die bestaat uit twee ingegraven "aarddraden" wordt door Corver eveneens besproken, hoewel de theorie hiervan hem niet bekend is. Zo'n "aardantenne", aangelegd in de richting van Bandoeng, geeft een betere ontvangst dan een vergelijkbare V-antenne. Het verschil zit in vermindering van de luchtstoringen. De proeven hiermee zijn indertijd uitgevoerd door de heer A.E. Vlug.  

John Hupse 

Koop bij een elektriciteitsbedrijf gewoon een paar aardpinnen en een paar koppelbussen en sla die met een kango of een vuistje de grond in. Zorg wel dat je pin onder de 1 ohm zit anders heeft het nog geen zin. Meet dit met een speciale circuit meter. Als het net geregend heeft, sla er dan nog een bij. Verlengen dus heeft te maken met hoger grond water enz.. Meestal zijn twee pinnen meer als genoeg. Maar als het dus gewoon voor een radiootje is, dan is gewoon een lengte (3 à 4 meter) genoeg. 
 
Rob Kroon 

Een buis in de grond is inderdaad de beproefde methode voor het verkrijgen van een goede aardverbinding. Drie meter de grond in is op de meeste plaatsen in Nederland voldoende. Met name op zandgronden (Veluwe, Drenthe etc.) zou een langere buis nodig kunnen zijn. In de vijftiger en zestiger jaren werd veel gebruik gemaakt van gasbuizen van zes meter die in de grond werden gespoten. Een lange tuinslang werd dan aangesloten op zo'n buis terwijl het andere eind zover mogelijk de grond in werd geduwd. Daarna de kraan open en de buis stootsgewijs heen en weer halen. Dat doet hem vrij gemakkelijk dieper in de grond raken. Bij het bereiken van de "vaste", de harde laag waar huizen op gefundeerd worden wordt het moeilijker. Soms kom je nog dieper terecht op stenen. Door de spoelende werking van het water lukt het vaak deze te passeren. Soms wil het echt niet meer en moet je de buis afzagen. Belangrijk is de buis steeds in beweging te houden om vastzuigen te voorkomen. 

Tegenwoordig wordt in de installatietechniek veel gebruik gemaakt van aardstaven die afhankelijk van de grondsoort van gegalvaniseerd staal of van staal met een koperen mantel worden gemaakt. Deze worden met een moker of met een elektrische breekhamer met speciale kop in de grond gedreven. Er zijn speciale klemmen in de handel om de draad op aan te sluiten. Een complete set van pen met klem zijn bij de elektroninstallateur voor naar schatting € 20 te koop. Voor kristalradio's werd vroeger bij de schema's wel eens aangegeven dat, wanneer je vader geen antenne aan de gevel wilde, je een "grondantenne" kon gebruiken. In feite sloot je dan geen antenne aan maar een aardpen. Wij hebben destijds wel eens verbluffende resultaten geboekt met een pennetje van nog een meter.

Jaap Waldman

De veiligheidsaarde gebruiken voor de radio is wel mogelijk. Door de huidige netvervuiling is dit echter niet ideaal. Voor elektronische systemen in de automatisering en ook voor professionele geluidsinstallatie wordt daarom gebruik gemaakt van een "schone" aarde. Dit is een elektrode die zo ver mogelijk van elektroden voor veiligheidsaarde wordt geslagen en via een afgeschermde (coax) kabel wordt aangesloten op de apparatuur. Als je de separate aarde direct naast een veiligheidsaarde slaat komt deze terecht in de zogenaamde spanningstrechter van de veiligheidsaarde en beïnvloeden de elektroden elkaar. De eerste radio's gaven zonder aardaansluiting nauwelijks ontvangst. Het door een zendantenne uitgestuurde signaal kun je vergelijken met een spanningsbron waarvan één pool door de ether is verbonden met de ontvangstantenne en de andere via aarde met de aardaansluiting van de ontvanger. Wanneer je geen aardaansluiting op je (AM-)radio is die aardverbinding alleen inductief aanwezig. Het is dus duidelijk dat een verbinding d.m.v. een elektrode met aarde zeker bij zwakke signalen onontbeerlijk is. Een oude radiowijsheid zegt dat bij een goed antennesignaal hoogfrequent voorversterking niet nodig is en dat hoogfrequent voorversterking van een slecht antennesignaal nooit een goed signaal kan maken. De verspreidingsweerstand van een niet op de elektrische installatie aangesloten aardelektrode is mijns inziens niet met een circuitmeter te meten. Hiervoor zou je het beste een meting kunnen doen met hulpelektroden door middel van een meter die werkt volgens het principe van de brug van wheatstone o.i.d. Dat is echter moeilijk te realiseren voor de amateur. Mijn advies blijft dan ook sla een zo diep mogelijke elektrode zo ver mogelijk van veiligheidsaardingen.

De Ohmse weerstand van je aardleiding moet zo laag mogelijk zijn. De dikke installatiedraad is dus prima, maar zou eigenlijk afgeschermd moeten zijn. Bij de "schone aarde" wordt een soort eenaderige grondkabel gebruikt met een dikke doorsnede, ik denk wel 10 tot 25 mm2. De afscherming wordt dan eveneens als de kern aan de aardelektrode bevestigd. Bij de apparatuur wordt uiteraard alleen de kern aangesloten. Dit om aardlussen te voorkomen. Om een en ander betaalbaar te houden zou je een gewone drie- of vijfaderige grondkabel kunnen gebruiken waarvan je de aders zowel bij de elektrode als bij de apparatuur doorverbindt. In aansluiting op de discussie over "grondantennes" wil ik nog opmerken dat volgens mij aarding bij lange golven belangrijker is dan bij korte.

Overigens: een aardleiding kan de antenne niet vervangen. Een antenne in combinatie met een aardleiding geeft wel een beter signaal.  

Jaap Waldman

De beste aarde bestaat uit een eigen aardpunt. Dit aardpunt kan bestaan uit een aardpen. Beter is een aardpen met radialen er om heen maar dat is lastiger uit te voeren. Als het kan kun je ook meerdere aardpennen slaan en die aan elkaar verbinden. De lengte van de aardpen(nen) is belangrijk. Hoe langer hoe beter. Gebruik tenminste 2,5 meter aardpennen. Een relatief goedkope manier is een 22 mm koperen pijp (waterleidingpijp van de bouwmarkt) te gebruiken. Voor HF toepassing is pijp beter dan een massieve staaf omdat de HF langs het oppervlak beweegt en een pijp nu eenmaal twee oppervlakken heeft.

Om de pijp in de grond te krijgen maak je er een (tijdelijke) aansluiting aan om de tuinslang op aan te sluiten en zaag je de onderkant scheef af om een punt te maken. Zet de pijp op de gewenste plek, zet de kraan open en hij boort zich met weinig kracht in de grond.

Sluit de aardpen(nen) aan met een dikke kabel, massief of litze. Niet voor de grote van de stroom maar voor het oppervlakte effect van HF stromen. Je kunt dus ook een aantal dunnere draden gebruiken zoals installatiedraad.

Als je flink de hoogte in gaat is een overspanningbeveiliging noodzaak. Voor alle andere antennes is het verstandig de overspanningbeveiliging aan te brengen. Mogelijk doet de verzekering moeilijk als er schade ontstaat door een blikseminslag via een eigenbouw antenne. Daarnaast wil je natuurlijk niet dat je radio's sneuvelen. In het boek "Secrets of RF circuit design" staat een uitgebreid deel over antennes..  

Hans van der Marel
 
Het is geen enkel probleem om vanuit de aardpen 20 meter draad te voeren naar het toestel. Het is een tegenpool van het antenne signaal. Probeer niet in de buurt en of parallel aan elektrische leidingen de draad naar het toestel te voeren. Gebruik geen afgeschermd draad maar b.v. zwart installatiedraad. Probeer een constructie te bedenken om de antenne toevoer bij afwezigheid buiten de woning te doen dit i.v.m. ontlading bij onweer of nog erger bij directe inslag. Oude toestellen zonder voorversterking en zeker niet vergeten de eenpitters en kristal ontvangers zullen hier van smullen.

Evert de Keijzer


Kijk eens op de site "Radio's uit de 20e eeuw",  daar staat een schitterend artikel over een zelf te bouwen magnetic loop antenna beschreven. Het principe is hetzelfde als de ferriet antenne. Op beurzen kom je soms een kleine handzame raamantenne tegen met ingebouwde buizenvoorversterker. Deze doen het ook erg goed als je een wat oudere buizenradio zonder ingebouwde ferriet antenne hebt.  

Kees van Dijke


  • Hoe wordt een FM antenne aangesloten bij plano's? 

Bij deze radio's werd een draadantenne geleverd, die dan op de aansluiting rechtsboven wordt aangesloten. Het lipje dient dan naar beneden te wijzen. Als je geen draadantenne hebt kun je ook een banaanstekker met een snoertje gebruiken.  

Pim 

Je kunt ook een plano op de kabel aansluiting aansluiten. Dat werkt perfect. De kern van de coax gaat in een van de bovenste twee en de afscherming aan de aarde bus. Het middelpunt van de ingangsspoel ligt aan massa dus de 75 Ohm antenne is goed aangepast.  

René Engels


Antenne-aansluiting Philips B4X02A

(foto: Harry Huysentruyt)

 


Dit is een netantenne. Het idee bij deze schakeling is als volgt: als een externe antenne is aangesloten dan werkt het lichtnet als "aarde". Als er geen externe antenne wordt gebruikt dan wordt het lichtnet als "antenne" gebruikt.
De schakeling is veilig mits de condensator van 250 pF goed is. Deze dus controleren op lek. Liefst testen bij 1.000 Volt DC. Deze schakeling komt ook voor bij superhet ontvangers.

Het chassis is veilig mits de condensator van 250 pF goed is. Deze condensator heeft een zeer hoge weerstand voor 50 Hz wisselstroom, waardoor er niets ernstigs kan gebeuren als je het chassis aanraakt. Alleen mensen die daar gevoelig voor zijn kunnen dan een zeer lichte prikkeling voelen.

De wikkelingen van een gewone nettrafo hebben ook een kleine capaciteit ten opzichte van elkaar, zodat zelfs bij een radio zonder netantenne het lichtnet ook een beetje als "aarde" werkt.  

John Hupse 

Vrijwel alle toestellen zonder scheidingstrafo gebruiken kleine condensatoren om de antenne te scheiden van het met het lichtnet verbonden chassis. Dus praktisch alle buizen tv's, en de U-radiotoestellen. Ik heb nooit gehoord dat er iets gebeurd is met deze condensatoren, voor wat betreft doorslag etc. In deze radio is het een soort omgekeerde variant en zal veilig zijn, zolang de condensator niet beschadigd is. Je kunt hem niet zomaar vervangen door een willekeurige condensator met een hoge doorslagspanning. De eis is, dat bij het defect raken van de condensator, er in elk geval geen geleidende verbinding kan ontstaan. 

Henk Roovers 

In Europa moet sinds een jaar of 10 een condensator die bij doorslag levensgevaar op zou kunnen leveren voldoen aan de daarvoor geldende IEC eisen (IEC384-14 2nd edition, Class Y). Dit kan gewoon worden getest, absolute zekerheden bestaan niet, maar zo'n test helpt natuurlijk wel. Er is nog een aantal onderverdelingen bij de kwaliteitseisen, de hoogste kwaliteitsklasse (Y1) is dubbel geïsoleerd en wordt onder meer getest op 5000 Volt. Uiteraard voldoet de condensator in een vooroorlogse radio niet automatisch aan deze eisen en blijft enige oplettendheid  geboden. 

John Hupse 


Een goede beveiliging zijn surge arrestors van b.v. Epcos (A80-C90X). Deze zijn klein en kunnen een piek van 20 kA verwerken. (20.000 Amp). Weerstand > 20 Gigaohm, heeft dus weinig invloed verder.  

Peter


Informatie over de Philips bliksembeveiliging 4382 kun je halen uit de gebruiksaanwijzing op mijn site (wel in het Frans). 

Jan Verdijk


De antenne voor een oude radio behoort een draadantenne te zijn die zo hoog mogelijk en vrij, geïsoleerd, is opgehangen. De lengte hangt af van de ruimte die je ter beschikking hebt. Vaak werden die draadantennes tussen twee schoorstenen gespannen. Tussen de schoorsteen en de antennedraad (koper- of bronsdraad) zaten porseleinen of glazen isolatoren, door hun vorm eitjes genoemd. De verbinding vanaf de antenne op het dak naar de radio werd meestal op enige afstand langs de gevel gespannen met geïsoleerde afstandhouders. Dan door het kozijn naar binnen geleid en naar de radio. Als veiligheidsmaatregel zat direct na binnenkomst van de antenne vaak een omschakelaar waarmee de antenne kon worden kortgesloten naar aarde. De vraag is of zo'n iel schakelaartje wel zo effectief was bij blikseminslag. Omdat het vaak moeilijk of kostbaar was om een antenne op het dak te (laten) monteren, werden er ook kamerantennes gebruikt (een gespiraliseerde koperdraad die als een soort veer langs het plafond werd gespannen) of balkon- of raamkozijnantennes, een spriet die aan het balkon of kozijn werd bevestigd. En de ultieme antenne was natuurlijk de gordijnroe.
Als aarde werd meestal de (loden) waterleiding gebruikt. Maar met de huidige kunststof waterleidingen is dat geen optie meer.

Ed van der Weele 

(schema: Evert de Keijzer)

 

Zie hiernaast de schakeling.

Je kunt gewone kleine condensatoren gebruiken.
Zorg ook voor een goede aarde.

 

Evert de Keijzer

Bij de meeste radio's van na 1935 is er voor gekozen om de antenne-ingang zo uit te voeren dat deze goed bruikbaar is voor zowel korte als lange draadantennes. Deze vorm van aanpassing is meestal uitgevoerd met behulp van een koppelwikkeling op de antennespoel. Een voorbeeld van deze aanpak is de koppelwikkeling 5-6 van de bekende Amroh 402 spoel. Vóór 1935 zaten er meestal meerdere antenne ingangen op een radio, dus voor een korte draadantenne, een gemiddelde en een lange draad. De aanpassing werd toen vaak gerealiseerd via een kleine koppelcondensator die soms was uitgevoerd als een trimmer.

Bij nog oudere ontvangers, b.v. kristalontvangers, werd de aanpassing gerealiseerd door de lange draadantenne af te stemmen op de te ontvangen zendfrequentie. Vaak gebruikte men hiervoor een spoel met aftakkingen, die zijn aangesloten op een draaischakelaar. Je kan namelijk een optimale aanpassing bereiken aan de lange antennedraad door deze te verlengen met een spoel, waardoor het geheel een resonantiekring vormt. Ook de zeer vroege schuifspoelontvangers werken volgens dit principe.
Een praktisch voorbeeld van een verlengspoel voor een lange draadantenne zit b.v. in de Revophone ontvanger. Dit is een Engelse kristalontvanger uit 1923.

 

Eerst de gebruiksaanwijzing:

 

 

Je ziet hier dat de antennedraad ongeveer 30 meter lang is. In dit geval is de draad aangebracht tussen een vlaggenmast en een schoorsteen. Die Engelsen hebben soms flinke achtertuinen, daar kunnen wij nog een puntje aan zuigen.  

Dan de verlengspoel:  

.

(afbeeldingen: John Hupse)

 

De spoel heeft 10 aftakkingen, waarmee afstemming op de middengolf mogelijk wordt. Het ding onder de zwarte frontplaat is de detector, hiervoor kan je ook een wat moderner type gebruiken.

De gegevens van de spoel zijn: diameter 84 mm, wikkellengte 60 mm, draad 0,7 mm, aantal windingen: 70 aftakkingen op 10,20,30,40,50,60,62,64,66 en 68 windingen.

Met deze opstelling kun je de antenne vrij nauwkeurig afstemmen op een bepaalde MG zender, waarvan de frequentie in het algemeen bekend zal zijn. Wanneer je de zelfinductie van de spoel kent en minimaal op twee frequenties hebt kunnen afstemmen, dan kan je de impedantie (L en C) van de antenne uitrekenen.

 

John Hupse

Onderstaand een Philips buitenantenne type 7323; nooit gebruikt, in originele verpakking en een Nederlandse uitvoering.  

(foto:Martin van der Struijs) 

Martin van der Struijs


De in 1930 door IRE (= Institute of Radio Engineers) aanbevolen dummy antenne voor 'General Radio Testing' bestaat uit een 200 pF / 20 uH / 25 ohm serieschakeling. Niet te verwarren met een dummy load, die wordt toegepast in de zendtechniek en bij de afregeling van antennefilters voor ontvangers. Hier is een zuiver Ohmse (en bekende) afsluitweerstand gewenst.  

John Hupse, Ed van der Weele  

Een dummyantenne is voor een coax aansluiting niets meer dan een 50 of 75 Ohm weerstand. Dit is afhankelijk van het type coax. Voor die platte tweeling kabel heb je een weerstand van 300 ohm nodig. De dummy antenne is eigenlijk een ideale frequentieonafhankelijke afsluiting (belasting) van de kabel. Het circuit dat er aan hangt ziet een oneindige kabel en wordt niet gestoord door reflecterende (terugkerende) signalen.
Zodra je er condensatoren of spoelen aan toevoegt, heb je een frequentieafhankelijke weerstand gemaakt, en is het dus belangrijk in welk frequentiegebied (band) je hem gebruikt. 200pF en 20µH is ongeveer 8MHz.
Soms wil je geen DC stroom door je dummy, en moet je wel een condensator toevoegen. Gebruik dan een grotere waarde, zodat je in de frequentie band waarin je hem gebruikt de AC-weerstand verwaarloosbaar klein is t.o.v de Ohmse weerstand.

Een Ohmse weerstand als ideale belasting/afsluitweerstand voor coax heet inderdaad een dummy in de (professionele) communicatietechniek. In de "pret" radiotechniek wordt hiermee echter een impedantie aanpassing tussen meetzender en antenne-ingang bedoeld. Philips noemt het in de documentatie altijd een kunstantenne.

Henri,  Ed van der Weele  

Vaak komt het er op neer dat AM ontvangers zonder ingebouwde antenne op de meetzender aangesloten worden in serie met een condensatortje van ca 1 nF. Een optimale afregeling van de antennekring is eigenlijk alleen mogelijk met de antenne eraan die in de praktijk gebruikt gaat worden. Omdat dat bij de fabrikant nooit bekend is, mag hij de de bandbreedte van de antennekring niet te smal maken. Door de externe antenne zou deze kring zodanig kunnen verstemmen dat de gevoeligheid te veel afneemt. Let er overigens op dat het toegevoerde signaal zo ver teruggeregeld wordt, dat de agc/avc van het toestel zeker niet werkt. Anders zul je moeilijk het maximum kunnen vinden.  

Henk Roovers


Ferriet (ferrite in het Engels) is ontwikkeld in de tweede helft van de jaren '40. Het Philips NatLab speelde hierin een belangrijke rol. Philips noemde het materiaal Ferroxcube. In 1950 werd het spul al door Philips gebruikt voor luidsprekermagneten. Eind 1952 verschenen er Philips radio's met (soms vrij korte) Ferroxcube staafantennes. Philips was daar nog wat mee aan het "spelen". In sommige draagbare ontvangers zat een Ferroxcube staafantenne voor de LG, plus een raamantenne voor het middengolf bereik. Een paar jaar later was de ferriet staafantenne heel normaal, ook voor de grotere toestellen.  

John Hupse  

Een ferrietstaaf is in dezelfde richting gevoelig als een raamantenne; beide zijn in feite gewoon een spoel. De raamantenne heeft als kern alleen lucht, en zoals we uit de natuurkundige tabellenboeken weten, heeft lucht een relatief zeer lage magnetische permeabiliteit. Om toch voldoende veldlijnen te kunnen omvatten moet de spoel dus een grote kern hebben. De ferrietantenne heeft als kern het magnetisch zeer permeabel ferrietmateriaal. Hierdoor kunnen zeer veel magnetische veldlijnen lopen zodat met een kleine diameter volstaan kan worden. In principe werken de beide antennes exact hetzelfde, de uitvoering is alleen iets anders.

Wouter Nieuwlaat 

Van alle zendantennes wekt 99% een (in eerste instantie) "elektrisch" = elektrostatisch veld op. Dus ook een dipool. Je kent zeker de beelden van een gesloten L-C kring waarbij de afstand tussen condensatorplaten steeds groter wordt gemaakt. Uiteindelijk hebben die platen de functie van antenne en aarde overgenomen. De elektrische  veldlijnen gaan b.v. bij een MG-zendmast van de antenne naar de aarde (geaarde dipool). Deze verticaal  gepolariseerde elektrische veldlijnen verwekken op hun beurt wederom "magnetische veldlijnen", maar deze "liggen" in de ruimte als horizontale magnetische veldlijnen. Het geheel wordt dan "elektromagnetisch" veld genoemd.

Onze gewone (draad-)antennes pikken alleen het elektrisch veld hiervan op. Dat is ook van toepassing voor dipoolantennes bij de FM, maakt niet uit of die dipool gesloten is of niet.

Omdat zuiver de ontvangst van het magnetische component bij raam- en ferrietantennes gewenst is, zijn in principe ook gewoon de regels van de inductie van toepassing. De frequentie, 50 Hz of 50 MHz, is voor de verklaring niet van belang.

Als men het over de polarisatie van een zendgolf heeft, wordt altijd van de elektrische component uitgegaan, tenzij anders vermeld. Dat betekent dat bij de vroeger steeds toegepaste horizontale polarisatie (van de elektrische component) bij de FM, de magnetische veldlijnen in dit geval verticaal staan. Dat komt raar over, maar laat zich zeker in een experiment bewijzen. Hiervoor zou je een goed geschermde FM-ontvanger met een spoel moeten verbinden. Deze moet zodanig afgeschermd zijn, dat zuiver de magnetische veldlijnen een spanning kan opwekken. Maximale ontvangst is dan te verkrijgen, als de spoel (van een paar windingen) plat op de tafel ligt. De magnetische veldlijnen komen a.h.w. van het plafond, moeten door de opening van de spoel en gaan via de vloer verdwijnen.
 
Wolfgang Holtmann


Voorbeelden van FM-antennes uit "Elektronisch Jaarboekje 1964", van de Muiderkring  

Op de afbeelding hierboven staan voorbeelden van FM-antennes ("Elektronisch Jaarboekje 1964", van de Muiderkring). De eenvoudigste uitvoering is een enkele dipool, figuur 1 en 2. De open dipool (fig.1) wordt direct aangesloten op een coaxkabel van 75 Ohm, de gevouwen dipool (fig. 2) op een symmetrische kabel van 240 à 300 Ohm. Deze laatste kabel werd gemaakt in verschillende uitvoeringen: lint-, buis- en schuimkabel. De symmetrische kabel bestaat uit twee parallelle draden die aan weerszijden van de isolerende omhulling liggen. Ze zijn niet afgeschermd met een aardmantel zoals coax.
Een gevouwen dipool kan ook aangesloten worden op coaxkabel, maar voor de juiste impedantie moet er dan een impedantietrafo'tje tussen worden gemonteerd. Op het voorbeeld staan alle antennes horizontaal afgebeeld omdat zowel FM- als TV-zendantennes horizontaal gepolariseerd waren. Tegenwoordig zijn de FM-zendantennes verticaal gepolariseerd. Voor de beste ontvangst moet de ontvangantenne ook verticaal worden opgesteld. Bij een verticale opstelling heeft een enkele dipool een rondstraaldiagram; hij is dus niet richtinggevoelig. Om de antenne richtinggevoelig te maken moet hij worden uitgebreid met een reflector achter de dipool en een of meer directoren voor de dipool. Daarmee is het een Yagi-antenne geworden.
De lintkabeltjes of stukken aluminiumfolie, die in de kast van sommige radio's zijn aangebracht, zijn voor dichtbij gelegen zenders voldoende. Maar, naar mate de frequentie hoger wordt en deze zich steeds meer als licht gaat gedragen, volstrekt onvoldoende voor ontvangst over grote afstanden. Daarvoor moet de antenne zo hoog mogelijk worden opgesteld en vrij zicht over de omgeving hebben. Veel verder dan ontvangst tot de horizon kun je op de FM-band nooit bereiken.  

Ed van der Weele    

Een mogelijke manier om de impedantie van een antenne op de ingang van de ontvanger aan te passen is door middel van een (zelfgemaakt) HF trafo'tje. De primaire wikkeling heeft dan dezelfde impedantie als de antenne (bijv. 300 Ohm), en de secundaire heeft dan dezelfde impedantie als de ontvanger (bijv. 75 of 50 Ohm). Als kern kun je een HF toroïde gebruiken. Die bestaat uit ferroxcube (of iets dergelijks) dat ook bij ferrietstaaf antennes en de MF trafo'tjes wordt gebruikt. Een meer gangbare techniek is het gebruik van een zogenaamde "impedance matcher", een impedantie-aanpasser. Het schema van zo'n matcher kan verschillende vormen aannemen, gaande van een spoel met aftakkingen tot meer ingewikkelde constructies met L-filters, T-filters en Pi-filters, of een combinatie daarvan.In sommige zendamateur apparatuur zit ook zo'n matcher ingebouwd: die wordt dan door een microprocessor bestuurd om de dure zender eindtrappen te beschermen bij antenne/feeder problemen tijdens het zenden.Een simpel L-filtertje is dit: je neemt een spoel en die zet je tussen je antenne en de antenne ingang van je ontvanger. De massa van je antenne verbind je rechtstreeks met de massa van je ontvanger. Parallel met de antenne ingang van je ontvanger zet je nog een afstemcondensator. Nu kan je met die afstemcondensator de impedantie van de antenne aanpassen op die van de ontvanger. Het L-filtertje dat hierboven is beschreven, is de spoel L1 en condensator C2. Door er C1 aan toe te voegen maak je er een Pi-filter van, en dan kun je nog een betere aanpassing verkrijgen. Houd echter steeds deze regel in gedachten: hoe meer componenten tussen de antenne en de ontvanger, hoe groter de demping (het verlies) van het signaal zal zijn. Condensatoren en spoelen worden niet voor niets "passieve componenten" genoemd. Zij versterken het elektrische signaal dat erdoor vloeit niet, ze verzwakken het alleen maar (bij filters noemt men zoiets de "insertion loss", uitgedrukt in decibel (dB)).

Dus: als je ontvanger een 75 Ohm antenne ingang heeft hang er dan gewoon een 75 Ohm antenne aan, dat geeft het beste rendement. Alleen als het echt niet anders kan, gebruik je een of ander hulpmiddel.
 
Patrick Meersman  

Als een radio een symmetrische ingang heeft van 300 Ohm kun je ook een 75 Ohm coax aansluiten door een van de aansluitingen aan de kern te verbinden en de andere open te laten. De afscherming van de coax komt aan de massa van de radio (meestal de aarde klem van de middengolf). De ingangskring is meestal met een middenaftakking inwendig aan massa gelegd en zo ontstaat een 1:2 autotrafo en aangezien voor de impedantie het kwadraat geldt van de wikkelverhouding klopt het weer precies.   

René Engels

 

(afb.: Joop Wees)

Dat de ontvangst verandert als iets in de omgeving van de radio beweegt zegt nog niets over de gevoeligheid. Het kan juist het tegenovergestelde betekenen; de radio is zó ongevoelig dat de geringste vermindering van de veldsterkte al een slechte ontvangst oplevert. De gevoeligheid kun je alleen bepalen door de signaal/ruisverhouding te meten met een meetzender. Zo'n ingebouwd FM-antennetje van een stukje lintkabel is alleen geschikt om nabijgelegen sterke zenders op te pikken. Is de afstand groter dan enkele tientallen kilometers zal je toch echt een goede FM-antenne op het dak moeten plaatsen. Daarbij moet je er rekening mee houden dat de polarisatie van de FM-zenders sinds enkele jaren verticaal is in tegenstelling tot de vroegere horizontale polarisatie. De gevouwen dipool van de van oudsher bekende FM-antenne moet dus evenwijdig met de mast staan in plaats van haaks erop. Een "noodmaatregel" is een stuk lintkabel met een lengte van 150cm aan de beide uiteinden doorverbinden, in het midden 1 van de draden doorknippen en daar een stuk lintkabel aan solderen.

 


De dipool van 150cm hang je zo veel mogelijk vrij (dicht bij een raam) en verticaal op. Eenvoudiger is natuurlijk gewoon de aansluiting van de CAI (kabel-TV) te gebruiken. Je moet er met zo'n dipool rekening mee houden dat FM-zenders niet verder reiken dan de horizon. Wat je op de FM-band zal ontvangen zullen altijd lokale zenders zijn binnen een afstand van maximaal 60 kilometer, als je eigen antenne hoog en vrij genoeg is opgesteld. Gebruik je een kamerantenne zoals ik heb geschetst dan wordt de reikwijdte nog  kleiner.

Ed van der Weele 

Ik ken het probleem. Op de plek op het aanrecht (net boven de koelkast) in onze keuken, waar altijd een oude druktoetsenradio (aan)staat, heeft geen enkele radio het nog echt naar zijn zin gehad. Maakt niet uit welk merk of type: koelkastdeur open: ontvangst grotendeels weg. Iemand die langs die buitenmuur loopt: ontvangst zwakker. Een oplossing is ook: verbind aan de antenne-ingang eens een stuk draad/antenne van ongeveer 80 cm tot 1 meter en speel er maar eens wat mee. Zeker weten dat het dan al een stuk beter wordt.

Ben Dijkman


De kwestie is: wat wil je eigenlijk ontvangen met die vintage SW-receivers? Commerciële zenders, airband, amateurs, CW, tijdsignalen, clandistiene signalen, duikboten, AM-DX... ??? Het is allemaal mogelijk, maar je kunt niet zo maar een 'universeel' draadje spannen. Momenteel werk ik met een 'inverted V' antenne. dit is een draadantenne in twee stukken, waarvan de top van de driehoek aan de schoorsteen hangt (> 10 meter) en dan schuin in twee zijden (zoals een driehoek) naar grondniveau wordt gespannen. Er loopt lekker van alles binnen, zoals Amerikaanse AM stations, wereldwijde amateurs op 15 en 20 meter, tijdsignalen (ook Fort Worth), veel commerciële stations enz... zelfs op 11.175 KHz kan ik vliegtuigen horen die hier heel ver vandaan op de Atlantische Oceaan aan het zweven zijn...

Steve 

Het frequentiebereik is erg groot om dit met één antenne te bestrijken. Span zoveel mogelijk draad als je kwijt kunt, zover mogelijk bij mogelijke stoorbronnen vandaan. Maar een antenne voor een dergelijk bereik blijft altijd een compromis antenne, al zou het een gekochte antenne zijn.

Jan Rompelberg  

Het probleem van zo'n "universele" antenne is, dat je een veel te groot frequentiebereik moet overbruggen; m.a.w. zo'n antenne is niet aan te passen. Je kunt een actieve antenne kopen (sprietantenne met versterker etc), maar dan is het gevaar groot, dat er kruismodulatie ontstaat. De eenvoudigste oplossing is, denk ik, een draadantenne met daar achter een aanpassingsfilter, welke bestaat uit twee afstemcondensatoren en een regelbare spoel: een zgn pi-filter *). Je kunt dan de draadantenne redelijk aanpassen voor iedere ontvangstfrequentie. 

*) B.v. als volgt te maken. Wikkel op een stuk pvc-pijp van 30 mm diameter en lengte 80 mm 50 windingen geïsoleerd koperdraad (van een oude trafo o.i.d.) van 0,3 mm dik. Maak aftakkingen om de 10 wikkelingen; je kunt dan met een meerstandenschakelaar een groter bereik overbruggen. De regelbare condensatoren zijn gewone afstemcondensatoren uit (sloop)radio's; 20-500 pf (niet gekoppeld) o.i.d.. Je moet het een en ander wel uitproberen om het goede frequentiebereik te bestrijken. Voor lagere frequenties (< 1 MHz) moet de spoel meer wikkelingen hebben. Experimenteren dus. 

Alco Bouwense


Bij alles dat je parallel op elkaar aansluit wordt de spanning die uit de bron komt gedeeld door het aantal verbruikers. Twee radio's op één antenne betekent dus ongeveer de helft van de hoogfrequent-antennespanning op elke radio. Daarnaast verandert de impedantie van de antenne (wordt ook ongeveer gehalveerd). Daardoor wordt de ingangsgevoeligheid verminderd.
Een volgende probleem dat wordt geïntroduceerd is de instraling van o.a. het oscillatorsignaal en producten uit de mengtrap van de ene radio in de andere. De ontvangst wordt dan gestoord door de andere radio.
Je zou dit kunnen ondervangen door elke radio te voorzien van een zeer goede versterker die alleen het antennesignaal van de antenne náár de radio doorgeeft, maar de signalen uit de radio blokkeert. Een simpeler oplossing lijkt me om de antenne uit te laten komen op een aansluitbus waar je een draad naar de gewenste radio in steekt. Wanneer je een andere radio laat spelen, even de antennedraad omsteken. 

Voor de aarde is dit minder problematisch, omdat de impedantie van een aardaansluiting laag is (althans behoort te zijn). Wel moet je dan alle aardaansluitingen als sternetwerk uitvoeren. Dus een aarddraad vanaf elke radio naar het gezamenlijke aardpunt. Niet doorlussen van de ene naar de andere radio.
De randaarde van een wandcontactdoos is eigenlijk niet geschikt om als aarde voor een radio te gebruiken. Door het grote aantal verbruikers dat hierop is aangesloten is zo'n aardnet behoorlijk vervuild. Beter zou zijn om voor de radio een eigen aardelektrode te slaan. Een pen of pijp een aantal meters de grond in, liefst tot in het grondwater.
Bij een direct uit het net gevoede radio (U-toestel) ligt wel het lichtnet aan het chassis, maar de aardaansluiting is met dat chassis verbonden via een condensator, anders zou je een fenomenale kortsluiting krijgen.  

Ed van der Weele 


  • In een Philips BX533A zitten twee ingebouwde raamantennes voor midden- en langegolf. Op het schema aangeduid met I en II. Op de schaal staat aangegeven dat met het schakelaartje naar links de noord-zuid gerichte antenne in gebruik is, met de schakelaar in de middenstand de oost-west gerichte antenne en met de schakelaar naar rechts de externe antenne. De raamantennes zijn respectievelijk van linksvoor naar rechtsachter en van rechtsvoor naar linksachter in de kast gemonteerd. Omdat de kast veel minder diep dan breed is, staan de twee antennes onder een hoek van circa 120º met elkaar. 

Schema raamantenne Philips BX533A

 

Merkwaardig is dat het omschakelen van de antennerichting totaal geen effect heeft op de ontvangst.Afgestemd op een zender is geen enkel verschil merkbaar tussen n-z, o-w en externe antenne (die laatste was overigens niet eens aangesloten). Het draaien van de radio heeft echter wel effect op de ontvangst. Dat duidt erop dat iets anders dan de beoogde richtinggevoelige raamantennes verantwoordelijk is voor de ontvangst. De enige mogelijkheid hierbij zijn de antennespoelen S18/S18a, die gewikkeld zijn op een te kort uitgevallen ferrietstaaf.

Het gaat hier om een radio met 2 'features': de vast ingebouwde, geïntegreerde FM ontvangstmogelijkheid en de ferroxcube antennestaaf. Beide zaken waren relatief nieuw in 1953 en zijn, historisch gezien, toch wel geslaagd te noemen. De raamantenne is bedoeld als een soort "hulpantenne" die tot doel heeft het richteffect van de ferroxcube staafantenne te verminderen. Deze poging is niet erg geslaagd, zoals hierboven aangegeven. Om het richteffect goed te compenseren heb je raamantennes nodig met veel meer windingen, maar dan zijn de voordelen van de ferroxcube staaf weer verdwenen.

In volgende modellen gooide Philips het dan ook over een andere boeg: het genoemde richteffect werd niet langer als een nadeel gezien maar als een voordeel. De ferroxcube antenne werd draaibaar en langer, waarmee de voordelen van de staafantenne veel beter benut werden. In radio's zoals de BX553A kan de "Ferroceptor" zelfs met een knop aan de voorzijde van het toestel traploos op de zender gericht worden.

Uit nader onderzoek bleek dat de raamantennes inderdaad dienen om het richteffect van de ferrietantennes ongedaan te maken. Met de antenneschakelaar in de stand "externe draadantenne", zonder dat een draadantenne is aangesloten, kan de radio zo gedraaid worden dat de ontvangst minimaal is. De ferrietantenne wijst dan in de richting van de zender. Met de antenneschakelaar kan nu de raamantenne worden gekozen voor de beste ontvangst. De mogelijkheid dat de raamantennes ook dienen om storingen te onderdrukken, bleek te verwaarlozen.

John Hupse , Ed van der Weele, Wolfgang Holtmann

Zie ook onder "zelfbouw".

(scan: Evert de Keijzer)

 

Hier een schema van een goed werkende raamantenne. Als je een raamantenne direct aan de ontvanger aansluit zijn de resultaten veel slechter omdat de aanpassing niet klopt en daardoor te veel demping heeft. De buis die gebruikt is in dit ontwerp EC92. De "+" (positief) is aansluiting van ongeveer 100-150 volt, de min moet aangesloten worden aan de gemeenschappelijke massa-aansluiting (streepje).  

Evert de Keijzer  

Dit schema laat een afgestemde raamantenne zien voor de middengolf. De buis, die bij voorkeur in de voet van de raamantenne wordt ingebouwd, zorgt er voor dat je de antenne via een afgeschermde kabel kunt verbinden met het radiotoestel. Deze kabel kan een lengte hebben van b.v. 10 meter, zodat je de raamantenne op enige afstand van de radio kunt plaatsen. Voor afstanden boven de 2 meter heb je een goede kwaliteit coax antennekabel nodig.

 
  1. Vrijwel elke triode is hier te gebruiken. Steile buizen zoals de EC92 (of ECC81, ECC85, EC900 etc) zijn hier in het voordeel. De buisaansluitingen zijn per buistype verschillend, in het datablad van de fabrikant zijn de aansluitingen altijd aangegeven van onderaf gezien. Zie b.v. http://www.mif.pg.gda.pl/homepages/frank/sheets/010/e/EC92.pdf voor de aansluitingen van een EC92.
  2. De plus wordt aangesloten op een gelijkspanning van ongeveer 100 Volt, steekt niet zo nauw. De min is hier aangegeven met een horizontaal streepje. Verder heb je een gloeispanning nodig om de gloeidraad van de buis te laten branden. De hierboven aangegeven buizen branden op een spanning van 6,3 Volt.
  3. Het symbool geheel rechts stelt een afgeschermde uitgangsplug (een z.g. chassisdeel, zie foto hiernaast) voor. Hierop wordt de afgeschermde kabel aangesloten die de raamantenne verbindt met de radio. Wanneer je een kort snoertje gebruikt van b.v. 1,5 meter kan je deze plug weglaten, het snoertje is dan vast verbonden met de antenne. In dat geval kan je eventueel de benodigde 6,3 en 100 Volt direct aftappen uit de radio.

(foto: John Hupse)

De MG antenne aansluiting van een omroepontvanger is eigenlijk bedoeld voor het aansluiten van een draadantenne. Deze heeft inderdaad een hoogohmig karakter. Toch werkt de getekende schakeling in de meeste gevallen goed. Alleen bij de oude eenkringers is de antenne soms rechtstreeks opgenomen in de afstemkring. Dit is b.v. het geval bij veel kristalontvangers. Als je dan de coax kabel aansluit krijg je problemen, het toestel is niet meer af te stemmen via de antennekring. (Overigens nog wel via de afgestemde raamantenne). Maar bij "normale" radiotoestellen zijn de antenne en de antennekring goed gescheiden. Soms door een kleine condensator (circa 10 pF), in andere gevallen wordt de antenne "laag" op de ingangskring aangesloten. Hierdoor kan de antennekring niet meer uitwendig worden verstemd of gedempt.   

John Hupse  

Zie foto's hieronder. Plug 1 zit aan de massa van de draaibare condensator. Met deze drie pluggen (plug 3 valt net buiten beeld) kan ik diverse combinaties maken op de aansluitbus van de raamantenne. Op die manier kun je erg eenvoudig en snel 1,2 condensatordelen in serie of parallel schakelen. Werkt verbluffend goed, Ook kun je kiezen om maar een aansluitstekker op de antenne-ingang van de radio te doen en de aarde plug te laten vervallen. Met deze raamantenne combinatie kun je echt elke m.g. zender perfect en zeer nauwkeurig afstemmen.

 

Dit hieronder is een drievoudige afstemcondensator unit met fijnafstemming. Gemaakt van slooponderdelen op een regenachtige dag. Daarmee kun je dus nog veel makkelijker en super-exact op het allerbeste punt afstemmen. Met de kleine knop links van dit geval,kun je 1,2 of alle 3 delen van de C. inschakelen. De stekkerbussen unit heeft voldoende bussen om naar hartelust te experimenteren met bijvoorbeeld een kristal en of aarde, of nog een andere raamantenne in serie of parallel er aangekoppeld. Ik heb menig uurtje plezier en ervaringen opgedaan met deze twee knutsels.

 

 

(foto's: Ben van Dijk)
 

De raamantenne zelf bestaat uit een "losse" afstemkring, d.w.z. een spoel van die 24 draad, en daaraan parallel de afstemcondensator (van 500pF). De koppeling met de radio kun je het best magnetisch maken. Bij gebruikelijke afmetingen, als je b.v. 15 wikkelingen op dat raam hebt, maak je daartoe een extra spoel van b.v. twee wikkelingen. Die twee lussen leg je gewoon tussen de al bestaande, maar ze moeten geen elektrisch contact maken. De uiteinden van de extra spoel sluit je op aarde+antenne van je radio aan.   

Gerard Tel 

Een raamantenne is altijd moeilijk om op een bestaande radio aan te sluiten. Een raam antenne moet deel uitmaken van de eerste resonantie kring. Hij moet dus of de hele resonantie spoel zijn of anders in serie staan met de spoel in de radio. Dat laatste is moeilijk omdat er dan paracitaire capaciteiten enz. erbij komen. Er bestaan radio's met origineel een raam antenne. Sommige Philips draagbare radio's van de jaren 60 hebben dat. De raamantenne bestaat uit een beugel op de radio die je open klapt. Hij is slechts werkzaam voor de korte golf. Voor MG en LG is er de ferriet die dan ook richtinggevoeliger is als de raamantenne.  

Anton Tan 

De Engelstalige site van Schmarder.com staat barstensvol met loop-'raam'-antennes. "Dave's radio loops". En ook op de site van Radio Bloemendaal is het een en ander te vinden.  

Jan Kootstra , Herman Wolters

Daar ik niet in de mogelijkheid ben om een "grote" buitenantenne te plaatsen overweeg ik om een raamantenne aan te schaffen. Mijn vraag is: geeft dit merkelijk betere ontvangstresultaten dan het draadje van een paar meter welke ik nu gebruik of ziet men dit meer als sier? De antenne zou wel gebruikt worden voor oudjes van 1928 tot 1935. Zie hiernaast een  plaatje van een raamantenne.

(foto: Freddy Vercruyce)

 

Het resultaat is verbluffend! Ik heb wel eens een Philips raamantenne aangesloten op een Philips 2511 en ontving toen zenders die ik nog nooit eerder had ontvangen op een draad.  

Maarten Gudde  

Vergeleken met een meetsnoertje zal inderdaad meer ontvangst zijn. Over het algemeen voldoet een goede buiten antenne beter dan een raamantenne binnenskamers. Het enige voordeel is dat het raam gericht kan worden en daardoor de selectiviteit wordt vergroot en storingen soms vermeden kunnen worden.

Joost van Scorelaar 

De plaats van dit type antenne is belangrijk. Net als de moderne uitvoering: de ferrietantenne, werkt een raamantenne minder goed in betonnen woningen met betonijzer. Zeker in flatgebouwen zal hij het slecht doen. In een moderne eengezinswoning krijg je beste resultaten bij zolderopstelling. Maar het experiment is de moeite waard. Zeker een groot uitgevoerde raamantenne zal het beter doen dan de latere ferrietstaafantennes.  

Jan Bus

Hieronder een advertentie uit 1954 over een fotostaander die ook een raamantenne is.

(scan: Hugo Sneyers)

 

Deze "golvenkuiser" is een kleine raamantenne met een ingebouwde breedbandversterker. In 1954 werd hiervoor een EF80 gebruikt, deze zit ingebouwd in de voet. Een dergelijke antenne met versterker geeft een wat groter signaal af vergeleken met een antenne zonder versterker, en werkt vooral goed in combinatie met eenvoudige radio's.  

John Hupse, Hugo Sneyers

Onderstaand een foto van een raamantenne die vast aan een radiotoestel heeft gezeten. 

Het leuke van deze raamantenne is dat ie werkelijk in een raamsponning is gemonteerd. De sponning was bevestigd aan de zijkant van het toestel, en kon draaien via twee scharnieren, zoals een normaal raam. Alleen het vensterglas ontbreekt nog. De Belgische fabrikant Novak paste dit systeem toe rond 1953.

Wanneer je deze raamantenne afstemt met behulp van een afstemcondensator (circa 500 pF), en via een kleine condensator (22 pF) verbindt met de aarde en antenne ingang van een radiotoestel, dan kan je 'm weer gebruiken. De antenne zat oorspronkelijk zo vast op het radiotoestel:


(scan: John Hupse)

(foto: M.L. de Bruyn)

 

Een uiteinde van de raamantenne wordt verbonden met het frame van de afstemcondensator en met de aardbus van de radio. Het andere uiteinde met de vaste platen van de afstemcondensator en met de koppelcondensator van 22 pF. Zie verder de tekening.  

Een geschikte afstemcondensator bevindt zich aan de bovenzijde van het oude radiochassis. Meestal zijn deze dubbel uitgevoerd, het tweede stel platen wordt niet aangesloten.  

(foto's: John Hupse)


 
De waarde van deze koppel C moet steeds klein zijn t.o.v. de afstemcondensator. Dus kleiner dan 50 pF. Anders kun je onder de vermelde omstandigheden de raamantenne niet meer afstemmen op de zender. Dit geldt natuurlijk ook voor kristalontvangers, het type detector is hier immers niet van belang. De koppelcondensator is echter lang niet altijd nodig. Maar wel wanneer de antenne ingang van het aangesloten radiotoestel direct is verbonden met een koppelspoeltje of met een aftakking op de antennespoel (inductieve koppeling). Als je in dit geval de koppel-C weglaat kan je de raamantenne niet meer afstemmen. Dat komt omdat ie in dat geval wordt afgesloten met een lage impedantie. Dus in een deugdelijk raamantenne schema hoort dit C'tje toch echt thuis. Omdat je van te voren niet weet welk type radio er straks op wordt aangesloten. Je kunt een en ander zelf uitproberen met bijvoorbeeld een kristalontvanger met 402 spoel. Waarbij je wikkeling 5-6 gebruikt om de antenne te koppelen.   

John Hupse

(foto's: Hugo Sneyers)  

Deze raamantennes met ingebouwde versterker zijn in verschillende uitvoeringen gemaakt. Altijd met een afstemcondensator en een golflengteschakelaar. Dit soort antenne is niet geschikt voor FM ontvangst. De verschillen zitten in de voeding. Wanneer een nettransformator is ingebouwd dan wordt de voeding betrokken uit het lichtnet (110 of 220 Volt). Wanneer er geen nettransformator is ingebouwd dan moet je de voedingsspanningen uit de radio aftappen. Hier zijn weer verschillende versies van, voor radiotoestellen met 6,3 Volt gloeidraden en voor toestellen met 100 mA gloeidraden. De eerste soort (met voedingstrafo) is vrij gemakkelijk aan te sluiten, stekker in het stopcontact (eventueel via verhuistransformator) en de antenne en aarde stekkers in de radio. De andere twee soorten vereisen enige kennis van radiotoestellen, ook is het aantal aansluitdraden groter (3 of 4 draden alleen voor de voeding en twee draden voor aarde en antenne). Wanneer er een Visseaux 6AG5 buisje in zit gaat het om een antenne met netvoeding of met directe aansluiting op een radio met 6,3 Volts gloeidraden. De raamantenne zelf moet je richten op de zender, bovendien moet je de antenne afstemmen op de zenderfrequentie. Vooral bij radiotoestellen zonder ingebouwde ferrietantenne is een zeer duidelijke verbetering van de ontvangst mogelijk.
 
John Hupse  

In mijn "Capte" zit een EF80 als buis. Van het bundeltje van twee draden hoort de zwarte aan het chassis van de radio te zitten, de bruine moet aan de antenne-ingang komen. Van het bundeltje van drie draden zijn de grijze en blauwe de gloeidraadaansluitingen en de zwarte hoort aan de + (hoogspanning) van de voeding te zitten.  

Hugo Sneyers   

Als de buis in een Ba9 voet zit moet een EF80 de zaak kunnen klaren denk ik. De drie standen schakelaar is de golflengteschakelaar. De andere de afstemcondensator. 

Freddy Vercruyce


Ja, je kunt natuurlijk buitenantennes gaan aansluiten. Maar doe het eens simpel. Sluit het losse draadje dat achter uit het toestel komt nou gewoon eens aan op de FM antenne-ingang. Grote kans dat je heel wat zenders hoort, die zijn namelijk tegenwoordig zo sterk dat een buiten antenne bijna niet meer nodig is. Het hangt er ook een beetje van af waar je woont. Voor AM of middengolf hoef je niets te doen, de antenne in het toestel zal de sterke zenders met gemak weergeven; ook die zijn een stuk sterker dan in de tijd het toestel werd gemaakt.

Ruud  

Neem gewoon 2 stukjes waterleiding van 70 cm lang en 12 of 15 mm schroef die in het verlengde tegen een balk van je garagebox of gewoon tegen de muur. Laat een opening van 3 cm tussen de twee buisjes en sluit daar een stukje coax op aan de andere uiteinde van de coax doe je gewoon rechtstreeks aan je radio. Ik weet dat het niet helemaal is zoals het impedantie technisch hoort maar het werkt perfect en kost bijna niets.
 
Johan Corremans 

Gebruik een FM-dipool antenne, verticaal opstellen, buiten, en liefst zo hoog mogelijk. Een oude antenne , een zogeheten gevouwen dipool-antenne met 300 ohm lintkabel aansluiten, en een nieuwe FM- "open dipool"antenne met 75 ohm asymmetrische ( coax 75Ohm ) toevoeren en er een impedantie transformator coaxiaal/symmetrisch geschikt voor FM-band tussen plaatsen en waarvan de symmetrische 300 ohm stekers op de FM-antenne ingang komen van het toestel. Mocht je in de buurt van de Duitse FM zenders wonen en deze willen beluisteren, dan een FM buitenantenne nemen en horizontaal opstellen.

En als je kabelaansluiting in huis heeft kunt je de FM coax aansluiting daar ook met behulp van een bovenvermelde impedantie-transformator van 75 ohm asymmetrisch op 300 ohm symmetrisch, geschikt voor FM band voor toepassen.

Piet Bakker


Algemeen  

Zie voor zelfbouw antennes ook onder "zelfbouw".

FM Antenne  

Heel simpel zelf te maken. Je gaat naar een bouwmarkt, koopt 2 stukken aluminium buis van 1 m lang en rond 10mm, een verdeeldoos voor elektrisch, en een aluminium profiel vierkant 10 mm, lang 1 m. Zaag de beide buisjes af op 76,5 cm (voor 98 Mhz = midden FM-band). Een buis naar boven, hierop de binnenader van de coax aansluiten, de andere buis naar beneden, hierop de mantel aansluiten. Met de afstandhouder aan b.v. een mast bevestigen en klaar is kees. Het werkt hier perfect op een hoogte van ca. 5 m. 

Henry 

"Kamerantenne" voor de FM band.  

Men neme 1,5 meter 300 ohm lintkabel. Verbind de aders aan elk uiteinde met elkaar. Knip een van de aders in het midden door. Sluit op de twee vrijgekomen aders weer een stuk lintkabel aan van voldoende lengte naar het toestel. Het stuk van 1,5 meter horizontaal bevestigen (gestrekt) haaks op de richting van de zender.

Henk Roovers  

Deze antenne staat op pagina 67 van "Jongensradio" beschreven. Ook daar wordt vermeld dat je hem horizontaal moet hangen. Echter tegenwoordig zijn FM-zenders veelal verticaal gepolariseerd. Dan moet je hem dus verticaal hangen en de gevoeligheid is dan rondom in het horizontale vlak. De antenne is trouwens in vijf minuten te maken. De tijd gaat hoofdzakelijk zitten in het opwarmen van de soldeerbout. "Jongensradio" beveelt aan dat de verbindingen worden gesoldeerd. Je kunt de antenne met plakband verticaal aan de muur plakken, punaises worden door het boek ontraden. Het ontstane product heet "verticaal gepolariseerde gesloten halve-golf dipool voor de 3m band". De stralingsweerstand is 300 Ohm, een open dipool heeft maar 60 tot 75 Ohm. De gesloten dipool is breedbandiger dan de open.
 
Gerard 

VHF dipool antenne  

Een eenvoudige Lopik Kanaal 4 antenne is te maken van een stuk lintkabel van 220 cm. Beide aders verbind je door aan de uiteinden. Eén ader knip je door in het midden en verbind je met de lintkabel, die naar de televisie gaat. Het lijkt dus op een echte dipoolantenne, maar dan van lintkabel. We hebben indertijd op diverse locaties in Eindhoven deze antenne uitgeprobeerd met uitstekend resultaat: sneeuwvrij beeld en zonder dubbele beelden. Dus in Rotterdam moet dit ook lukken (omdat je aangeeft dat Nederland 2 en 3 goed beeld geven). Kanaal 4 is veel minder kritisch dan de hogere kanalen. Ook is mijn ervaring dat de kanaalkiezers uit de oude zwart-wit tv's (zoals de 17TX291) veel beter met dit soort antennes overweg kunnen dan de latere kanaalkiezers. De zogenaamde campingantennes geven wel extra versterking maar voegen ook extra ruis aan het signaal toe. De buizenkanaalkiezers met PCC88 hebben al een zeer laag ruisgetal, dat meestal niet overtroffen wordt door een breedbandantenne versterker met transistors. Zo'n antenne zal het dus zeker niet beter doen dan een eenvoudige dipool. De 17TX291 heeft bovendien al een zeer hoge versterking. Extra is niet nodig.

Jan Bus 

Deze dipool is een kwart golf antenne. Als je de frequentie weet kun je gemakkelijk uitrekenen hoe lang hij moet zijn. Zoals reeds beschreven is dit met lintkabel (240 ohm impedantie) zeer gemakkelijk te maken. 

Messagie François 

Voor de betere ontvangst onder dak zou ik de campingantenne voor Nederland 1,2 en 3 met ingebouwd versterkertje nemen; is heel goedkoop bij Gamma. Het antenne/aanpassing trafo'tje met UHF en VHF stekertje, van coax op symetrisch heb je dan nog extra nodig. Heel ruimtebesparend en compacte opstelling heb je dan en minimaal storing van buiten of binnen.

Piet Bakker


Terug naar de inhoudsopgave


04-03-2011