Nederlands Forum over Oude Radio´s
Onafhankelijk medium voor liefhebbers en verzamelaars van oude radio´s en gerelateerde zaken


 

 

Afstemogen


Overzicht

 

 

 


Een internetsite met veel informatie over afstemogen is die van Jogis Roehrenbude. Veel informatie over buizen in het algemeen en afstemogen in het bijzonder is te vinden op de site van John Hupse.

Wolfgang Holtmann, Jeroen M. Visser, Jan Verdijk


De EM3 lijkt op de EM1 maar heeft een groter meetbereik (0 tot -18 Volt). Meetbereik van de EM1: 0 tot -5 Volt. Je kunt ook zeggen dat de EM3 minder gevoelig is. Vervanging door een EM1, met modificatie aan een of twee weerstanden is het beste.

EM1

John Hupse, Pieter de Kock, 


De anodeweerstanden zou je kunnen vervangen, maar dat zal maar iets verbetering brengen. Het lijkt er op dat je helaas de  EM34 moet vervangen. Het mag ook EM4 zijn. Een nieuwe EM34 werkt mooi met een schermspanning van 200V, minder dan nieuw moet liefst maar 250V hebben. 

Wel even opgelet, zelfs met een goede voltmeter met een ingangsweerstand van 10M ohm, meet je over de 1MOhm weerstanden altijd nog 10% fout. Dat is dus altijd zo'n 25 volt lager (dit hangt natuurlijk wel een beetje af van de schijnbare weerstand van de buis).

EM34

Evert de Keijzer, Pieter de Kock, Henk Roovers


Het eerste wat je moet controleren zijn de gelijkspanningen op de dubbele voedingselco, deze moeten 246 en 221 Volt zijn. Een verschil (tolerantie) van 10% is niet verontrustend. Indien de spanningen te laag zijn probeer dan eens een andere EZ80 buis. De originele kan behoorlijk zwak geworden zijn. Als de spanningen goed zijn en de EM80 licht nog steeds zwak op, dan is laatstgenoemde eveneens aan vervanging toe.

Kattenogen zijn vrij snel uitgeput, sneller dan andere buizen. Een euvel dat ook in veel radio's optreedt is het verlopen van de anodeweerstand van de EM's. Controleer de waarde van die weerstand eens of hij nog 470 KOhm is (R5 in het schema).

Henk van den Broek, Ed v.d. Weele

Afhankelijk van het type radio en stand FM of AM zou je op de anode van het triodedeel van de EM80 ongeveer 180 tot 255 volt moeten meten. Op de buisvoet van de EM80 zit een weerstand van 470k-ohm, aan één van de aansluitingen zou je deze spanning moeten meten (t.o.v. het chassis van de plano). Als de spanning aanmerkelijk lager is dan 180 volt, dan heb je een voedingsprobleem (EZ80 of EZ81 misschien aan vervanging toe). Is deze spanning wél hoog genoeg, dan is de EM80 versleten. Het fluorescerende laagje degradeert na verloop van tijd, en daar is helaas niets aan te doen. De gemiddelde gebruiks-/levensduur van een EM80 is ongeveer 1.000 uur.

Henk van den Broek

Voordat je de oude EM80 definitief afschrijft, zou je kunnen proberen hem nog een beetje te reanimeren. Dit doe je door de gloeidraad even op een wat hogere spanning dan normaal aan te sluiten (10 sec, 12 Volt o.i.d). Soms werkt dit (een tijdje), soms niet. Als het even kan gewoon vervangen dat ding.

Rob Krabbendam


Als de condensator op het kattenoog een te kleine capaciteit heeft gekregen, dan flappert het oog zeer snel op de signaal sterktes van de zenders. En het kattenoog geeft in verhouding hogere signaal sterktes aan. Daardoor "kijkt" hij wazig. Bij te grote capaciteit van de condensator wordt het beeld scherper maar de signaal sterkte indicatie geeft deze te laag aan. Bij opwarmen van de buizen kunnen vermoedelijk afwijkingen van deze onderdelen van invloed zijn, zodat het oog mistig kijkt. Uiteraard ook de weerstanden rond het kattenoog meten en spanningen controleren.

Jan v.d. Heijden 


Een EM87 komt wat betreft de roosterspanning (0 tot -10V ) overeen met de EM84a. De EM87 gebruikt wel iets meer gloeistroom (30 mA) en ook de anodestroom is iets groter, maar dat ligt in de orde van enkele tienden mA's, De trafo kan dat extra prima hebben en er zit verder geen schakeling in die door die hogere anodestroom wordt beïnvloed.

Maurice


Achter op de buisvoet zit een weerstandje van 470 KOhm , dit is waarschijnlijk onderbroken. Dan geeft de EM85 nog wel licht maar reageert niet op het afstemmen op een zender.

René Engels

Hoe vervang ik een EM85 door een EM80. De EM85 bestaat niet meer, tenminste niemand heeft er een exemplaar liggen. Nu heb ik gehoord dat men 2 draden aan de buisvoet moet verplaatsen. 

Sommige Duitse fabrikanten (w.o. Korting) hebben de "losse" triode van de EM85 gebruikt als afzonderlijke versterker. In dat geval is de directe doorverbinding tussen pin 7 en pin 9 niet aanwezig en kan de EM80 niet als vervanger gebruikt worden. Maar meestal kan het wel. Een betere vervanger is echter de EM81 of 6DA5, deze heeft hetzelfde lichtbeeld als de EM85 en is nog wel verkrijgbaar.

John Hupse

Schema EM85

EM85

Schema EM80

EM80

Dat zijn de schema's. Hieruit valt af te leiden dat de volgende verbindingen moeten worden veranderd:

  1. draadje van punt 3 losnemen en op punt 2 weer vast solderen;

  2. draadje van punt 6 losnemen en op punt 9 weer vast solderen;

  3. doorverbinding tussen punt 7 en 9 wegknippen;

  4. mocht de weerstand van 470K niet op punt 7 zitten gesoldeerd maar op punt 9....Dan deze dus op punt 7 solderen.

Auke Kieffer

Het lichtbeeld van de EM85 en de EM80 verschilt wel, zie plaatjes

 

EM80 

EM80

EM81, EM85 

EM81, EM85

(animaties: John Hupse)

De EM85 is vrijwel gelijk aan de EM81, hoewel met een andere pinbezetting. Je kunt de EM85 wel vervangen door een EM80, dat gaat meestal goed. Alleen bij een klein aantal Duitse radio's dat gebruik maakt van de gescheiden anode en deflectie aansluitingen van de EM85 gaat dat niet.

John Hupse


  • Alfa Titus radio: heeft nog een afstemoogje dat met een spoeltje werkt, gelijkend aan het oog in een SBR 365A. Het oogje reageert nauwelijks op het ontvangen radiosignaal. Toch denk ik dat het spoeltje verder goed is want als de radio wordt aangeschakeld dan is de hele spleet verlicht, en uiteindelijk na opwarmen dicht het spoeltje de spleet tot ongeveer 3/4-e deel. Daar blijft het dan ook op staan. De beweging is zeer licht als er dan op een (sterke) zender wordt afgestemd. 

 

Aftsemschaal en -oog SBR 365A

(foto: Daniël Geelhoed)

 

Controleer eens of de "afvlakcondensatoren" in het ASR-circuit lek zijn. Omdat het circuit behoorlijk hoogohmig is zal elke lekke C de ASR de nek omdraaien. Zonder goede ASR werkt ook het oog niet meer. 
Het mechanische oog lijkt inderdaad een beetje op een draaispoelmeter. In plaats van een wijzertje beweegt een vaantje in een bundel licht, hiermee wordt een variabel deel van de lichtbundel onderschept. Het resultaat wordt geprojecteerd op een klein transparant schermpje. Door de spoel van de meter loopt meestal de plaatstroom van de m.f. lamp, deze varieert met de sterkte van de zender tussen b.v. 3 mA (geen zender) en 0,5 mA (sterke zender).

John Hupse, Otto Tuil


Voor als het afstemoog stuk is en het betreffende type niet meer te vinden is, bouw je toch een nieuwe. Leuk projectje; tja iets met een transistor maar wel weer in een buis. Zie op de site van "Japanese Antique Vacuum Tube Radios". 

Maurice Hamm


In een glazen buisje van 13 mm wijdte en 76 mm lengte en met een neonvulling bevinden zich drie elektroden. De langste wordt t.o.v. de beide anderen een negatieve spanning gegeven en heet de kathode, de beide anderen zijn de gewone anode A en de hulpanode A1. De gasdruk in het buisje is zodanig, dat, als er een voldoend hoge spanning tussen de elektroden bestaat, een zwak elektrisch stroompje door het gas gaat en de kathode met een zacht licht wordt omgeven. Het z.g. negatieve glimlicht. Hoe hoger de spanning tussen anode A en kathode K is, hoe verder het licht zich over de kathode uitbreidt. Omdat bij lage spanningen geen voldoende sterke stroompjes zouden worden verkregen voor de lichtontwikkeling, is de hulpanode A' aangebracht die er voor zorgt dat het gas altijd voldoende geleidend is (geïoniseerd). (Tekst uit het boek van Swierstra, 1937).

De kathode ligt meestal aan aarde, de anode via een weerstand aan de anodespanning van de m.f. buis, de hulpanode aan de plus. 

In principe maakt het niet uit of de kathode- of de anodespanning wordt gevarieerd, echter in de praktijk wordt meestal de anode spanning gevarieerd t.o.v. aarde/kathode. De hulp-anode zorgt voor een voorspanning, een soort bias. In feite is er een minimale ionisatie nodig om het glimlicht te ontsteken. Door deze "voorionisatie" start de lamp gemakkelijker, en bij een lagere anodespanning. De voorspanning is altijd hoger dan de ontsteekspanning. Het gas in de buurt van de hulpelektrode is dus altijd geïoniseerd. Hierdoor start de ionisatie via de "echte" anode bij een lagere spanning. De lamp ontsteekt dus veel gemakkelijker dan mogelijk zou zijn zonder het gebruik van de hulpanode. Overigens wordt de stroom via de hulpanode zeer klein gehouden door een grote serieweerstand, van b.v. 6,4 MOhm, zodat er hierdoor maar heel weinig licht kan ontstaan.

Neon buisjes kunnen verslijten (dan worden ze zwart), maar door de geringe stroomsterkte in een 4662 buisje gaat dit zeer lang mee. 

In de meeste toestellen met zo'n indicator is de spanning op de hulpanode regelbaar.  Je stelt het buisje zo in dat een bepaalde verandering van signaalsterkte een maximale verandering in uitslag geeft. Met een hulpspanning van, en deze is instelbaar, laten we zeggen 200 volt, geeft de indicatorbuis voor de helft aan. Wordt de spanning van het hoogfrequent nu 225 volt, meestal omdat hij op een zender staat afgesteld, dan wordt hij hoger en gaat de indicator meer aangeven. Dus meer neon over de volle lengte van de buis. Eigenlijk is het het zelfde als een normale indicator, maar dan met een draaispoelmetertje. Dat werkt ook zo maar dan zonder hulpspanning.

John Hupse, Wouter Nieuwlaat, Philip van Apeldoorn

Nevenstaand een foto van een neon afstembuisje uit een Erres KY148. De voet van een buisje heeft wel wat weg van een bajonetfitting. Op de voet staat tevens vermeld "R.R.145/6."

Het buisje is een oranje neonbuisje. De luxere Erres KY 149 heeft ook zo'n buisje. Op dat toestel zit aan de achterzijde een stelschroef waarmee je de sterkte kunt instellen.

Leo van Vreeswijk, Rob & Gerrit Noordink

 

Neon afstembuisje Erres KY148

(foto: Rob en Gerrit Noordink)

 

Om duidelijk te laten zien wat de werking is van deze buisjes hebben Gerrit en Rob Noordink twee kleine filmpjes gemaakt van deze buisjes in bedrijf in een Erres Ky186. Het eerste filmpje laat zien hoe de neonindicator reageert direct na het aanzetten van het toestel. Het tweede filmpje laat zien hoe de neonindicator reageert om het zoeken naar zenders.

(Indien het filmpje niet af wil spelen, zou je het eerst kunnen opslaan en dan met een player van eigen voorkeur afspelen).

Het neonbuisje zelf werkt kennelijk wel, tenminste op de KG.

Het lichteffect hangt vooral af van de spanning op de anode, deze ligt tussen 150 en 170 Volt. De ontsteekspanning ligt ergens tussen 165 en 190 Volt. Deze spanning op de hulpanode is in jouw toestel instelbaar d.m.v. een koolpotmeter van 20.000 ohm. De hulpspanning staat als het goed is wat hoger ingesteld als de spanning op de anode. Wanneer de hulpspanning niet goed is dan werkt de indicator gebrekkig. De hulpspanning zorgt er voor dat er alvast wat gas ioniseert onderaan de kathode, zodat de eigenlijke ontsteking soepel kan verlopen. Het is dus een voorinstelling ofwel bias.

Controleer ook de hoogohmige koolweerstand (5 tot 6 MOhm) die tussen de loper van de instelpotmeter en de hulpanode is geschakeld. Deze zorgt er voor dat de buis niet gaat opgloeien via de hulpanode, maar via de anode. Als de weerstand te hoogohmig is geworden is er geen bias meer en ontsteekt de buis dus moeilijk.

Verwisseling van anode en hulpanode kan op zich niet zoveel kwaad, de buis werkt wel beter als deze op de juiste wijze wordt aangesloten.

John Hupse


Zo'n buis regenereren met een hogere voedingsspanning heeft bij mij nooit veel resultaat opgeleverd. Het zal misschien ook wel uitmaken bij welk type buis je dat doet. Een hogere anodespanning aanleggen d.m.v. de aangegeven schakeling geeft wel in veel gevallen een (veel)helderder resultaat, maar ga toch maar niet veel hoger dan een anodespanning van plm. 600 Volt; anders bestaat er een kans op doorslag en heb je niets meer. Ik heb zo'n oog onder een spanning van 600 Volt al een hele tijd met succes in gebruik en mocht er ooit iets mee gebeuren, is er niets verloren: onder 'normale' condities deed het toch al niet zoveel meer.

Lammert Bonenberg

Ik heb laatst nog een EM4 een tijdje aan de 16 Volt gehad, en hij kwam er als bijna herboren uit! Dit werkt prima, en de radio blijft origineel. Het schijnt overigens alleen te werken met EM34 en EM4. Wel voorzichtig zijn hoor!
Ik heb zo ook al een gloeidraad van een EM80 gemold. Bij EM80 werkt het sowieso niet.  

Auke Kieffer

Ik heb goede ervaringen. Het werkt perfect, niets knutselen e.d., gewoon even met stappen naar de 15/16V en een tijdje laten liggen. Daarna weer met stappen naar beneden. Dan even afkoelen en hopla weer licht. Niet zoals nieuw maar toch weer voldoende, een 6 -je meestal. Wil je echt weer volle groene gloed dan een nieuw exemplaar.
Het trucken is overigens maar voor beperkte duur. Ik betwijfel of het op een langere termijn nog leuk voor het oog zelf is.  Natuurlijk als je een lampje van 14 Volt op 20 Volt laat branden, brandt het ook een stuk feller dan normaal.
Maar op den duur zal het sneller doorbranden. Buizen zijn natuurlijk ook nog wel kwetsbaar. 600 V kan volgens mij nooit heel lang goed gaan.

Als het opstoken niet meer helpt dan is de buis echt op. De fluoriderende laag is dan ook heen. Met het opstoken kan de emissie van de buis weer wat worden opgekrikt, waardoor er weer licht in komt. De fluoriderende laag repareer je daar inderdaad niet mee.

Maurice, Pieter de Korte

Ik heb dit al eens toegepast bij een EM34. Dan wel pen 5 afkoppelen en daar deze spanning opzetten. De rest gewoon van de originele voeding betrekken. Resultaat was een vlot zichtbaar oog. Maar het is dan niet meer origineel.

Stef van Aalst

Met een nieuw afstemoog, in dit voorbeeld de EM34 wordt meer stroom getrokken dan met een versleten buis. Daaruit blijkt dat dus ook de emissie van de kathode is die achteruit gaat. Een meting op de versleten EM34 gaf volgend resultaat:

spanning op pen 5 = 231 V
spanning op pen 3 = 202 V
spanning op pen 6 = 132 V

dan een nieuwe EM34 erin gezet en dit gaf volgende metingen:

spanning op pen 5 = 224 V
spanning op pen 3 = 154 V
spanning op pen 6 = 126 V

 

 

(foto: Hugo Sneyers)

Hugo Sneyers 

Onderstaande schakeling is niet om te regenereren, maar om permanent te gebruiken en zo het laatste uit de buis te halen. Hier wordt vanaf de voedingstrafo een apart circuitje opgebouwd om de anodespanning op die EM te verhogen ten opzichte van het originele schema. In feite wordt hier hetzelfde gedaan als wat "handige verkopers" van gebruikte EM's met hun buizentester doen. De hoogspanning verhogen, zodat de buis weer c.q. meer licht uitstraalt.

(afbeelding: Paul Brouwer)

Maarten Bakker, Paul Brouwer

Ik heb zo'n schakeling in een Grundig radio van mij in gebruik en ik moet zeggen dat dit prima werkt. Wel heb ik de condensator over de uitgang vervangen door ééntje van 1 uF, dacht ik. Dit geeft een beter contrast/scherpe belijning van de lichtgevende vlakken.
Ga niet hoger dan 600V, anders is de kans op overslag groot en gaat de buis meestal kapot.

Lammert Bonenberg


Nee hoor, dat is geen toeval maar een "feature". Die weerstand is berucht, en bij heel veel radio's is hij kapot of zeer sterk opgelopen. Oorzaak is veelal het "microklimaat". Het voetje met de weerstand zit altijd boven de voet en boven in de kast. In bedrijf is de lucht boven die weerstand dan behoorlijk warm (van de hitte van EM zelf, maar ook de rest van de radio) en daardoor ook nog eens gortdroog. De weerstanden onder het chassis zitten daarentegen lekker koel.

Otto Tuil

Ook heeft deze weerstand een flinke spanningsval. Een 470KOhm weerstand die b.v. vanaf het rooster tot aarde van een EL84 zit heeft dit niet. Zulk een spanning "polariseert" sperlagen tussen de koolpartikels. Vervang de EM80-weerstand dus maar liever door een filmtype

Pieter de Kock

Als de weerstand hoogohmig geworden is is er een constante brede donkere balk te zien. 

Henk van den Broek


Volgens de "Radio Valve Data" van Wireless World (1954) is de Y65 een 'verouderd' type en de Y63 een "actueel" type. De elektronische gegevens zijn bijna gelijk. In ieder geval de voet en de Vf.

Hier nog een link: The National Valve Museum .

Wolfgang Holtmann



Afstemoog 6T5

(foto: John Hupse)

Het Raytheon 6T5 magisch oog is nogal lastig te vinden, omdat het in de USA maar kort op de markt is geweest (in 1937 en 1938) en vervolgens abrupt werd verdrongen door de 6E5 en soortgelijk. Gewoon blijven zoeken dus, waarschijnlijk vind je het dan wel een keer. Volgens de RCA service manual heeft de radio met model nummer 6T5 heeft een 6G5/6U5 magic eye. De 6T5 is alleen door Zenith gebruikt. Ze zijn echter bijna niet te vinden vanwege de enorme populariteit van de Zenith "Walton" tafel radio in Amerika. Het verwarrende is dat er dus een RCA radio uit 1936 en een magisch oog uit 1937 van de concurrent bestaan die hetzelfde typenummer hebben, namelijk 6T5. Alleen zit er hoogstwaarschijnlijk een RCA 6E5 afstemoog in de genoemde radio.

John Hupse, Eric van Staveren, Pieter de Kock


Terug naar de inhoudsopgave


04-03-2011